In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een informatiebeschikking die door de Inspecteur van de Belastingdienst was vastgesteld. De belanghebbende, een ondernemer in de horeca, had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, die was gebaseerd op de schending van de administratie- en bewaarplicht volgens de Algemene wet inzake rijkbelastingen (AWR). De Inspecteur had vastgesteld dat de administratie van de belanghebbende gebrekkig was en dat belangrijke detailgegevens van de kassa's niet waren bewaard. De rechtbank Gelderland had het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de informatiebeschikking vernietigd, maar de Inspecteur ging in hoger beroep.
Het Hof oordeelde dat de informatiebeschikking terecht was vastgesteld. Het Hof benadrukte dat de belanghebbende de verplichting had om zijn administratie zodanig in te richten dat deze controleerbaar was voor de Inspecteur. De belanghebbende had de detailgegevens van de kassa's laten verwijderen door de leverancier van de kassasoftware, wat in strijd was met de bewaarplicht. Het Hof concludeerde dat de administratie van de belanghebbende niet voldeed aan de eisen van de AWR, en dat de Inspecteur terecht had vastgesteld dat er sprake was van schending van de administratie- en bewaarplicht. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de uitspraak op bezwaar van de Inspecteur werd bevestigd.