[geïntimeerden] c.s. betwist het door de vrouw gestelde en voert verweer. Hij concludeert tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en afwijzing van de vorderingen van de vrouw.
Om de vrouw uit te kopen heeft de man de hypotheek destijds met € 105.000,- verhoogd, van € 120.000,- naar € 225.000,-. De hypotheeklasten werden hierdoor verhoogd van € 1.000,- naar € 1.600,- per maand. Daarnaast kreeg hij een belastingaanslag van € 35.000,- die hij op grond van het convenant voor zijn rekening moest nemen. Het runnen van twee horeca zaken trok zowel lichamelijk als psychisch een zware wissel op de man. Hij heeft daarom in januari 2016 een horecamakelaar verzocht om café [D] te verkopen. De financiële problemen namen echter alleen maar toe. Hij heeft daarom besloten café [E] te verkopen. Café [D] (hof: bedoeld zal zijn de onderneming) is in oktober 2017 verkocht aan de heer [F] voor € 30.000,-. Daarmee kon de man een deel van zijn belastingschulden aflossen. Ondanks de verkoop van de ondernemingen zat hij nog aan de afgrond. Hij zag zich daarom genoodzaakt om de onroerende zaak te verkopen. De broer en de schoonzus wilden de man helpen en hebben toen de onroerende zaak voor € 286.000,- gekocht: de hypothecaire schuld van € 206.000,- hebben ze overgenomen, € 50.000,- is door de man aan hen geleend en € 30.000,- is de koopprijs voor de inventaris. De gemeente Almelo heeft aan de man te kennen gegeven dat de WOZ-waarde een verkoopprijs was waartegen de man de onroerende zaak kon verkopen. [geïntimeerden] c.s. verwijst ook naar het taxatierapport van het belendende pand aan de [a-straat ] 235 te [A] . De marktwaarde van dat pand is gesteld op € 110.000,- vrij van huur en op € 105.000,- indien verhuurd. [geïntimeerden] c.s. is dan ook van mening dat de man het pand voor een reële marktprijs heeft verkocht. [geïntimeerden] c.s. betwist de door de vrouw gestelde waarde van € 445.000,-.Volgens [geïntimeerden] c.s. was er sprake van zowel een economische als psychische noodzaak om de onroerende zaak te verkopen, zodat er geen sprake is van een onverplichte rechtshandeling die een benadeling van de verhaalsmogelijkheden van de vrouw oplevert. De onroerende zaak stond al sinds 2016 te koop. Volgens [geïntimeerden] c.s. wist de vrouw dit en had het op haar weg gelegen eerder te klagen indien zij had voorzien dat de verkoop van de onroerende zaak voor haar zou leiden tot benadeling van haar verhaalsmogelijkheden.
De broer en de schoonzus waren niet op de hoogte van de alimentatieverplichtingen van de man tegenover de vrouw, ook niet van de veroordeling van de man om de achterstallige alimentatie te voldoen. De gesprekken gingen over het oplossen van de financiële problemen van de man. De broer en de schoonzus kunnen worden aangemerkt als derden te goeder trouw zoals bedoeld in artikel 3:45 lid 5 BW. Voorts beroept [geïntimeerden] c.s. zich op artikel 3:45 lid 4 BW.
[geïntimeerden] c.s. is voorts van mening dat de vrouw haar stellingen met betrekking tot de gestelde onrechtmatige daad niet heeft onderbouwd en niet heeft gestaafd met bewijsstukken.