Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de brief met bijlagen van 29 juli 2020 van de bewindvoerder;
- het op 17 september 2020 van mr. Van der Linden ontvangen emailbericht en enkele op
dezelfde datum ontvangen stukken;
- het e-mailbericht met bijlagen van 18 september 2020 van de bewindvoerder en
- het ter zitting overgelegde door [appellant] opgestelde aflossingsplan.
De rechtbank heeft het verzoek van [appellant] en [appellante] tot verlenging van de looptijd van hun schuldsaneringsregeling niet gehonoreerd, enerzijds omdat [appellant] en [appellante] geen actie hebben ondernomen om de nieuwe schuld(en) en de boedelachterstand volledig in te lopen en anderzijds omdat een verlenging zinloos zou zijn gezien de forse bedragen zie zij zouden moeten aflossen tijdens de resterende duur van hun regeling, waarin alle verplichtingen, dus ook de verplichting tot boedelafdracht, voor hen zouden blijven gelden.
3.2 Het hof oordeelt als volgt.
In de beslissing tot weigering van de schone lei aan [appellant] en [appellante] heeft de rechtbank mede een huurschuld van € 3.185,01 betrokken. Dit bedrag is conform de opgave in een mail van 24 juni 2020 [1] , die door Nexa Velo Advocaten namens de verhuurder aan de bewindvoerder is gestuurd.
[appellant] en [appellante] hebben (de hoogte van) de bovengenoemde huurschuld betwist. Uit de door de verhuurder zelf verstrekte overzichten van de betaalde huur blijkt dat [appellant] en [appellante] vanaf aanvang schuldsanering nagenoeg maandelijks een huur van minimaal € 720 en maximaal € 818,07 hebben voldaan. Uit het totaal van de huurschuld en het overzicht volgt dat het grootste deel van de door de verhuurder opgegeven achterstand is ontstaan vóór datum toelating. Dit geeft voldoende ruimte aan de veronderstelling dat de rechtbank van een te hoge nieuwe schuld aan de verhuurder is uitgegaan. Hierbij is mede van belang dat er een geschil is ontstaan tussen [appellant] en [appellante] enerzijds en de verhuurder anderzijds over de door laatstgenoemde aangekondigde en doorgevoerde huurverhoging per 1 juli 2019. Volgens [appellant] heeft hij bij de verhuurder schriftelijk bezwaar gemaakt tegen de aangekondigde verhoging, omdat deze volgens hem niet in overeenstemming was met het puntensysteem dat de huurcommissie hanteert bij de vaststelling van de maximale huurprijs.
Voor het hof is onduidelijk of de verhuurder het bezwaar aan de huurcommissie heeft voorgelegd en wat daarvan de stand van zaken is. Hieruit volgt dat niet vaststaat welke huurbedragen [appellant] en [appellante] gedurende een substantieel deel van de looptijd van hun regeling verschuldigd waren. Daardoor is ook onduidelijk gebleven met welke huurschuld rekening moet worden gehouden. Deze onduidelijkheid kan [appellant] en [appellante] niet worden aangerekend.
huursom over de jaren 2019 en 2020. Uit het overzicht van de verhuurder blijkt dat in die
jaren hogere bedragen zijn betaald dan € 720,62 dat consequent in het vtlb is opgenomen
als huursom. Dit betekent dat na herberekening van het vtlb over die jaren het vtlb hoger en
de boedelachterstand naar alle waarschijnlijkheid lager zal uitvallen.
dat [appellant] en [appellante] kennelijk over 2019 en 2020 toestemming hebben gekregen om de
gemeentelijke en waterschapslasten uit de boedel te laten voldoen (overeenkomstig par. 5.1
van het Vtlb-rapport). Uit het bij de mail van 27 juli 2020 gevoegde overzicht over het jaar
2019 blijkt echter dat de gemeentelijke en waterschapslasten van € 717,40 bij de kolom
“afgedragen” in mindering worden gebracht op de aan de boedel afgedragen boedelbij-
dragen, zodat er volgens dat overzicht een boedelachterstand bestaat van € 706,01.
Met andere woorden, bedragen die met toestemming van de rechter-commissaris uit de
beschikbare boedel mogen worden betaald, mogen niet leiden tot een verhoogde
boedelachterstand omdat ze in mindering worden gebracht op de op basis van het vtlb
maandelijks berekende boedelafdrachten.
Als deze belastingen echter inderdaad met toestemming van de rechter-commissaris van de
boedel mochten worden betaald, behoort het bedrag van € 717,40 niet in mindering te
worden gebracht op de boedelafdrachten en zou er in plaats van een boedelachterstand een
boedelvoorstand van € 11,39 zijn. Over het jaar 2020 gaat het om een bedrag van € 272,65
voor gemeentelijke en waterschapslasten, dat eveneens in de kolom “afgedragen” in
mindering is gebracht. Dat zou, uitgaande van de toestemming van de rechter-commissaris,
met zich brengen dat in plaats van het in het overzicht opgenomen bedrag van € 768,93 een
bedrag van € 1.041,58 aan [appellant] en [appellante] zou toekomen in verband met te hoge
afdrachten.
-
Medische keuringHetzelfde doet zich voor bij de kosten voor de medische keuring van [appellante] . Uit de mail
van 15 juli 2020 van de bewindvoerder aan [appellant] en [appellante] volgt dat de kosten van de
door de rechter-commissaris verzochte medische keuring van € 134,24 eveneens zullen
worden betaald vanaf de boedelrekening. Uit het overgelegde overzicht van de
bewindvoerder over 2018 blijkt dat dit bedrag in mindering is gebracht op de afdrachten
(eveneens in mindering gebracht op het subtotaal onder de kolom “afgedragen”), terwijl dit
bedrag zoals de bewindvoerder in haar mail opmerkt in mindering moet worden gebracht op
het spaartegoed.
€ 1.828 door de belastingdienst op de rekening gestort van [appellant] en [appellante] . [appellant] en
[appellante] hebben op hun beurt dit bedrag doorgestort naar de boedel. Bij beschikking van de
belastingdienst van 1 mei 2020 is een bedrag van € 1.367 voor kindgebonden budget over
het jaar 2018 van [appellant] en [appellante] teruggevorderd. In het door de bewindvoerder
opgestelde overzicht over het jaar 2018 is een bedrag van € 1.828 toegevoegd bij de
afdrachten en een bedrag van € 1.290,72 met de toelichting “2018 in verband met
toeslagen” op die afdrachten in mindering gebracht. Uit de brief van de bewindvoerder aan
het hof van 29 juli 2020 blijkt dat dit bedrag uit de boedel is betaald om een aanslag uit
hoofde van terug te betalen toeslag 2018 van € 1.402 te betalen. De hierboven genoemde
onderling afwijkende bedragen van de door de bewindvoerder genoemde aanslag van
€ 1.402 en het daarvoor ter beschikking gestelde bedrag van € 1.290,72 en daarnaast de
terugvorderingsbeschikking van de belastingdienst van € 1.367 over hetzelfde jaar zijn niet
onmiddellijk te verklaren. Verder blijkt uit het vtlb over het jaar 2018 dat maandelijks
rekening is gehouden met een bedrag voor ontvangen kindgebonden budget van € 86,83.
Ter zitting heeft [appellant] aangegeven dat hij over het jaar 2018 geen aanspraak had op
kindgebonden budget. Een en ander roept vragen op ten aanzien van het vtlb en de te
betalen aanslag kindgebondenbudget 2018 van € 1.367 die onder meer als nieuwe schuld in
het overzicht van nieuwe belastingschulden is opgevoerd. De waarnemend bewindvoerder
kon hierover ter zitting onvoldoende helderheid scheppen.
Mede in aanmerking genomen hetgeen hiervoor onder rov. 3.2, 3.3 en 3.4 is vastgesteld en overwogen, zal het hof [appellant] en [appellante] met ingang van heden met een maximale verlenging van de looptijd van hun regeling tot 8 augustus 2022 alsnog in de gelegenheid stellen hun regeling tot een goed einde te brengen. Omdat [appellant] en [appellante] gedurende de gehele regeling naar vermogen hebben gewerkt en boven het vtlb hebben afgedragen zullen zij gedurende de verlengde looptijd van hun regeling worden vrijgesteld van de verplichting tot boedelafdracht behoudens het reguliere maandelijkse bewindvoerderssalaris. Hierbij valt niet uit te sluiten dat naar aanleiding van de hiervoor onder rov. 3.4 weergegeven punten nieuwe berekeningen van het vtlb zullen volgen, waaruit een lagere aflossingscapaciteit gedurende de eerste drie jaar van de regelingen zou kunnen volgen. Met een eventuele voorstand kan dan een deel van de belastingschulden worden voldaan.
Het spreekt - tot slot - voor zich dat [appellant] en [appellante] de verlenging van hun regeling ook zullen moeten gebruiken om de achterstanden die zij hebben volledig in te lopen, om uiteindelijk de schone lei te verkrijgen.