ECLI:NL:GHARL:2020:7771

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 september 2020
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
200.280.864
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens gebrekkige nakoming van verplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling van de appellant, [appellant]. De rechtbank Gelderland had op 3 juni 2019 de schuldsaneringsregeling uitgesproken en [B] benoemd tot bewindvoerder. Echter, op verzoek van de bewindvoerder heeft de rechtbank op 9 juli 2020 de regeling tussentijds beëindigd, zonder dat aan [appellant] de schone lei werd verleend.

[Appellant] is in hoger beroep gekomen tegen deze beslissing, met het verzoek om het vonnis van de rechtbank te vernietigen en de beëindiging van zijn schuldsanering ongedaan te maken. Het hof heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder brieven van de advocaat en de bewindvoerder. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 september 2020 zijn zowel [appellant] als zijn echtgenote, [C], verschenen, bijgestaan door hun advocaat, mr. L. Nix.

Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] zich niet heeft gehouden aan zijn verplichtingen, waaronder de informatieplicht en de sollicitatieplicht. Er is een aanzienlijke boedelachterstand ontstaan, en het hof concludeert dat de gebrekkige nakoming van deze verplichtingen voldoende reden is om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank Gelderland van 9 juli 2020, waarbij de schuldsaneringsregeling van [appellant] is beëindigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.280.864
(insolventienummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: C/05/19/270 R)
arrest van 28 september 2020
in de zaak van
[appellant],
wonende te [A] ,
appellant,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. L. Nix.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Bij vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen (hierna: de rechtbank), van 3 juni 2019 is, op verzoek van [appellant] , de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken en is [B] benoemd tot bewindvoerder.
1.2
Bij vonnis van de rechtbank van 9 juli 2020 is de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling van [appellant] , op verzoek van de bewindvoerder, tussentijds beëindigd, zonder dat aan [appellant] de schone lei wordt verleend. Het hof verwijst naar
dat vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij ter griffie van het hof op 17 juli 2020 ingekomen verzoekschrift is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 9 juli 2020. [appellant] verzoekt het hof dat vonnis te vernietigen en de beëindiging van zijn wettelijke schuldsanering ongedaan te maken.
2.2
Het hof heeft naast het verzoekschrift met één bijlage kennisgenomen van:
- de brief met bijlagen van 14 augustus 2020 van mr. Nix;
- de brief met bijlagen van 24 augustus 2020 van de bewindvoerder;
- de met het V6-formulier ingediende brief met bijlagen van 16 september 2020 van mr. Nix;
- de e-mail met (de bewindvoerder bekende) bijlagen van 18 september 2020 van mr. Nix en
- de e-mail met bijlagen van 21 september 2020 van mr. Nix.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 21 september 2020 plaatsgevonden, tegelijkertijd met het hoger beroep dat de echtgenote van [appellant] , [C] (hierna: [C] ), heeft ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank waarbij haar schuldsanerings-regeling tussentijds is beëindigd (200.280.861). [appellant] en [C] zijn verschenen, bijgestaan door mr. Nix. Ook de bewindvoerder is verschenen.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1
De rechtbank heeft de wettelijke schuldsaneringsregeling van [appellant] tussentijds beëindigd, omdat i. [appellant] zich niet heeft gehouden aan zijn verplichting om te sparen voor een aflossing aan zijn schuldeisers, waardoor een boedelachterstand van € 5.871 is ontstaan, ii. omdat hij de sollicitatieplicht niet is nagekomen en iii. omdat hij niet heeft voldaan aan de informatieplicht jegens de bewindvoerder.
3.2
Ook het hof is van oordeel dat [appellant] tijdens de duur van zijn schuldsanerings-regeling in gebreke is gebleven in de nakoming van zijn informatieplicht jegens de bewindvoerder. Deze verplichting houdt, kort gezegd, in dat [appellant] spontaan en op (eerste) verzoek alle gegevens aan de bewindvoerder moet verstrekken die van belang zijn of kunnen zijn voor een doeltreffende uitvoering van zijn regeling.
Naar het oordeel van het hof is gebleken dat [appellant] , ook na het verhoor door de rechter-commissaris op 15 augustus 2019, in veel gevallen op een voor de bewindvoerder onwerkbare manier heeft gecommuniceerd en dat hij de bewindvoerder van onvoldoende informatie heeft voorzien. Vanaf mei 2020 heeft [appellant] zelfs helemaal geen informatie meer aan de bewindvoerder verstrekt. De door zijn advocaat op 16 september 2020 (dus kort voor de zitting in hoger beroep) aan het hof overgelegde loonstroken over de periode 28 juli 2020 tot 8 september 2020 zijn, naar uit de begeleidende brief daarbij valt op te maken, op dat moment ook aan de bewindvoerder verstrekt. Naast het feit dat de bewindvoerder dergelijke relevante informatie al in een veel eerder stadium had moeten hebben, geldt dat deze loonstroken maar een beperkt deel omvatten van de periode waarin [appellant] inkomsten uit loon ontvangt. Hierdoor heeft [appellant] de bewindvoerder belemmerd in de berekening van het vrij te laten bedrag en van de juiste vaststelling van de boedelafdrachten.
Het niet nakomen van de informatieplicht, een kernverplichting in het wettelijk schuld-saneringstraject, is al voldoende reden om de regeling van [appellant] tussentijds te beëindigen.
3.3
Evenals de rechtbank is het hof verder van oordeel dat [appellant] vanaf 20 september 2019 (de maand waarin zijn uitkering ingevolge de Ziektewet eindigde) niet aantoonbaar heeft voldaan aan een andere kernverplichting in het wettelijk schuldsaneringstraject, de sollicitatieplicht. Ook op die grond kan de regeling van [appellant] niet voortduren.
3.4
Ten slotte staat vast dat een aanzienlijke boedelachterstand is ontstaan. [appellant] heeft vlak voor de zitting een eigen berekening van de achterstand ingebracht die sluit op een bedrag van € 3.540,90 (ruim € 2.300 lager dan het bedrag waarvan de rechtbank is uitgegaan). Deze berekening is gebaseerd op informatie die het hof en de bewindvoerder niet hebben en is daarom niet controleerbaar. Ook al zou echter van dat bedrag kunnen worden uitgegaan dan nog is sprake van een - afgezet tegen de relatief korte looptijd van de
regeling - buitenproportionele boedelachterstand. Ook dit levert voldoende grond op om de schuldsaneringsregeling van [appellant] voortijdig te beëindigen.
3.5
Gelet op de verwijtbare manier waarop [appellant] gedurende zijn schuldsanerings-regeling met zijn verplichtingen is omgegaan, kan deze regeling evenmin worden verlengd. Dat [appellant] met hulp van derden een akkoord hoopt te bereiken met zijn schuldeisers en dat daarover momenteel nog onderhandelingen gaande zijn, geeft het hof evenmin aanleiding om de schuldsaneringsregeling van [appellant] te verlengen dan wel conform zijn verzoek de beslissing in hoger beroep voor enige tijd aan te houden.
3.6
Het hoger beroep faalt. Het vonnis van 9 juli 2020 zal worden bekrachtigd.
4.
De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 9 juli 2020.
Dit arrest is gewezen door mrs. L. Janse, M.B. Beekhoven van den Boezem en D.M.I. de Waele, en is op 28 september 2020 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.