Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Dynniq Nederland B.V.,
1.Het verdere verloop van het hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“Aanzegging en bemiddeling”) is het aanbod van een passende functie binnen (4.4 en 4.7) en buiten (4.9) Dynniq geregeld. In die bepalingen staat onder meer dat de werknemer van alle financiële voorzieningen van de overeenkomst is uitgesloten wanneer hij een aangeboden passende functie (binnen of buiten Dinniq) weigert.
In hoofdstuk 5
“Beëindiging van de arbeidsovereenkomst”staat
“5.1 AlgemeenDe Werknemer van wie de arbeidsplaats is komen te vervallen en met wie het dienstverband wordt beëindigd, komt bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in aanmerking voor een vergoeding, tenzij vóór de datum waarop het dienstverband eindigt aan de Werknemer een passend aanbod (als bedoeld in artikel 4.4 en 4.8 van deze Overeenkomst ten behoeve van vervallen arbeidsplaatsen) is gedaan.5.2 De transitievergoedingPer einde dienstverband ontvangt de Boventallige Werknemer die niet kan worden herplaatst een transitievergoeding op grond van artikel 7:763 e.v. BW. (…) De bovenstaande transitievergoeding zal worden vermenigvuldigd met een factor 2.0. (…) In artikel 4.7 en 4.9 is geregeld dat hetgeen hiervoor is bepaald over de transitievergoeding, uitdrukkelijk niet van toepassing is in bepaalde situaties waarin Werknemers een passende interne of externe functie hebben geweigerd én waarvan de Begeleidingscommissie, indien ingeschakeld, de bezwaren heeft afgewezen. Zij kunnen geen aanspraak maken op de voorzieningen zoals beschreven in deze Overeenkomst.”De arbeidsplaats van [geïntimeerde] is komen te vervallen. Dura Vermeer heeft een aantal projecten van Dynniq overgenomen en een aantal werknemers van Dynniq een passend aanbod gedaan. [geïntimeerde] heeft – net als acht andere collega’s – dit aanbod aanvaard en is per 1 augustus 2016 in dienst getreden bij Dura Vermeer. Een aantal collega’s heeft het aanbod om bij Dura Vermeer in dienst te treden afgewezen. Met hen is een vaststellingsovereenkomst gesloten en zij hebben van Dynniq een transitievergoeding ontvangen.
De overeenkomst moet worden uitgelegd - daarover bestaat tussen partijen ook geen discussie - aan de hand van de zogenoemde cao-norm. Dat betekent dat aan de bepalingen van de overeenkomst een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van het sociaal plan, van doorslaggevende betekenis zijn. Het komt daarom niet aan op de bedoelingen van de partijen die de overeenkomst hebben gesloten, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de overeenkomst is opgesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de overeenkomst gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat het dienstverband tussen Dynniq en [geïntimeerde] is geëindigd. [geïntimeerde] heeft dan volgens de tekst van artikel 5.1 recht op een vergoeding.
valt niet onder de in dat artikel genoemde uitzondering. Aan [geïntimeerde] is immers geen interne functie aangeboden en is geen sprake van een weigering door hem van zo’n functie. Evenmin heeft hij de hem aangeboden externe functie geweigerd. Anders dan Dynniq met grief 1 aanvoert, kan ook uit de tekst van artikel 5.2 in samenhang met artikel 5.1 niet worden afgeleid dat een werknemer niet in aanmerking komt voor de in artikel 5.1 genoemde vergoeding wanneer hij een passend aanbod heeft aanvaard. Artikel 5.2 is immers niet van toepassing op [geïntimeerde] omdat hij geen werknemer is
“die niet kan worden herplaatst”zoals dat artikel voorschrijft voor het recht op een transitievergoeding.
Het kan zo zijn dat het niet de bedoeling van de ondernemingsraad en Dynniq was om werknemers die succesvol naar een passende baan zijn begeleid onder gelijkblijvende arbeidsvoorwaarden en met behoud van dienstjaren, ook nog een vergoeding toe te kennen. Dit volgt echter niet uit de overeenkomst. Een mogelijke onduidelijkheid van de tekst komt in de verhouding van partijen voor risico van Dynniq. Dynniq heeft nog gewezen op de e-mail van 1 juli 2016 die zij, naar aanleiding van een bijeenkomst met de boventallige werknemers, aan die werknemers heeft gestuurd en waarin is uitgelegd waarop de werknemers recht hebben. Die e-mail kan niet worden beschouwd als een bij de overeenkomst horende schriftelijke toelichting waarop bij de uitleg van die overeenkomst acht moet worden geslagen. Overigens leest het hof ook in die e-mail niet dat wanneer een werknemer een passende functie buiten Dynniq aanvaardt, de werknemer geen recht heeft op de in artikel 5.1 van de overeenkomst genoemde vergoeding. In zoverre is dus ook niet gebleken van de door Dynniq gestelde (volgens haar objectief kenbare) bedoeling van de overeenkomst.