ECLI:NL:GHARL:2020:7093

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
9 september 2020
Zaaknummer
200.279.484
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens overschrijding van de termijn voor verzoeken tot vernietiging van VvE-besluiten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep van een beschikking van de kantonrechter. De verzoekster, wonende te [A], had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter van 9 maart 2020, waarin haar verzoek tot vernietiging van een besluit van de Vereniging van Eigenaren (VvE) van het Serviceflatgebouw 'Biltsteyn' werd afgewezen. De verzoekster stelde dat haar beroepschrift tijdig was ingediend, maar de VvE betwistte dit en concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van de verzoekster. Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de verzoekster te laat hoger beroep heeft ingesteld, aangezien de termijn van één maand, zoals bepaald in artikel 5:130 lid 3 BW, reeds was verstreken. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoekster niet heeft aangetoond waarom de termijn anders zou moeten worden geïnterpreteerd. Gezien deze bevindingen heeft het hof de verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep en haar veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, vastgesteld op € 537 voor salaris van de advocaat van de VvE. De beschikking is gegeven door de rechters R. Prakke-Nieuwenhuizen, S.C.P. Giesen en D.M.I. de Waele.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.279.484
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 7554401)
beschikking van 9 september 2020
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verzoekster in eerste aanleg,
hierna: [verzoekster] ,
advocaat: mr. C. Claessens,
tegen:
de vereniging
Vereniging van Eigenaren van het Serviceflatgebouw “Biltsteyn” gelegen te De Bilt Biltsteyn 2 tot en met 156 (even nummers),
gevestigd te De Bilt,
verweerster in hoger beroep,
verweerster in eerste aanleg,
hierna: de VvE,
advocaat: mr. R.W. Nederveen.

1.De procedure bij de kantonrechter

Voor de procedure bij de kantonrechter verwijst het hof naar de inhoud van de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland zoals opgenomen in het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de kantonrechter van 9 maart 2020.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift van (per fax) 8 juni 2020 en (per post) 11 juni 2020 is [verzoekster] in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kantonrechter. Ze verzoekt het hof om de uitspraak van de kantonrechter te vernietigen en haar verzoeken alsnog toe te wijzen.
2.2
Bij brief van 24 juli 2020 heeft het hof partijen gevraagd zich uit te laten over de tijdigheid van het door [verzoekster] ingediende beroepschrift, gelet op de beroepstermijn van één maand zoals bepaald in artikel 5:130 lid 3 BW.
2.3
In een akte bij brief van 28 juli 2020 heeft de VvE aangevoerd dat het beroepschrift te laat is ingediend; zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [verzoekster] .
2.4
Bij (fax)brief van (eveneens) 28 juli 2020 heeft [verzoekster] aangevoerd dat op de (eerst) voorliggende vraag of op de vergadering van 30 januari 2019 een ‘besluit’ is genomen door de VvE in de zin van artikel 5:130 lid 1 BW de reguliere hoger beroepstermijn van artikel 358 Rv van toepassing is, zodat haar beroepschrift tijdig is ingediend.
2.5
Partijen hebben bij (fax)brieven van 17 augustus 2020 respectievelijk
19 augustus 2020 aan het hof medegedeeld om proceseconomische redenen af te zien van een mondelinge behandeling over de ontvankelijkheid van [verzoekster] .
2.6
Het hof heeft vervolgens uitspraak bepaald.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
De vraag die in deze zaak voorligt, is of [verzoekster] ontvankelijk is in haar hoger beroep. Anders dan [verzoekster] betoogt, is het hof van oordeel dat [verzoekster] te laat hoger beroep heeft ingesteld nu de termijn van artikel 5:130 lid 3 BW van één maand op dat moment reeds geruime tijd was verstreken.
3.2
Artikel 5:130 lid 1 BW bepaalt, kort weergegeven, dat de vernietiging van een besluit van een orgaan van de vereniging van eigenaars geschiedt door een uitspraak van de kantonrechter op verzoek van degene die vernietiging kan vorderen. Artikel 5:130 lid 3 BW bepaalt, samengevat, dat hoger beroep slechts kan worden ingesteld binnen een maand na de dagtekening van de eindbeschikking. [verzoekster] heeft in haar verzoekschrift in eerste aanleg op grond van artikel 5:130 lid 1 BW verzocht om vernietiging van het besluit van de VvE van 30 januari 2019. De kantonrechter heeft mondeling op 9 maart 2020 uitspraak gedaan (eindbeschikking gegeven) en het verzoek van [verzoekster] daarbij afgewezen. Op grond van artikel 5:130 lid 3 BW had [verzoekster] tegen deze (afwijzende) eindbeschikking binnen een maand na dagtekening daarvan hoger beroep moeten instellen. Op welke inhoudelijke gronden het verzoek van [verzoekster] door de kantonrechter is afgewezen (namelijk dat er volgens de kantonrechter geen sprake is van een ‘besluit’ in de zin van artikel 5:130 lid 1 BW zodat er niets te vernietigen is), doet daarbij niet ter zake. Artikel 5:130 lid 3 BW maakt geen onderscheid in de duur van de hoger beroepstermijn op grond van de inhoud van de eindbeschikking en [verzoekster] heeft ook niet toegelicht waarom artikel 5:130 lid 3 BW op deze wijze (die rechtsonzekerheid met zich brengt) moet worden uitgelegd.
3.3
Gelet op het voorgaande zal het hof [verzoekster] niet-ontvankelijk verklaren omdat zij te laat hoger beroep heeft ingesteld. Aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak wordt door het hof niet toegekomen.
3.4
Omdat [verzoekster] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal het hof haar veroordelen in de kosten van het hoger beroep. Deze worden aan de zijde van de VvE begroot op een halve procespunt aan salaris voor advocaat conform liquidatietarief nu de VvE (enkel) een korte akte heeft ingediend in het kader van de ontvankelijkheid van [verzoekster] .

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep van de beschikking van
9 maart 2020;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de VvE vastgesteld op € 537,= voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, S.C.P. Giesen en
D.M.I. de Waele en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 september 2020.