In deze ontnemingszaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde die betrokken was bij een hennepkwekerij. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde uit ten minste één oogst financieel voordeel heeft genoten, dat is geschat op een bedrag van € 8.462,87. Dit bedrag is gebaseerd op een berekening van de bruto opbrengst van de hennepkwekerij, verminderd met de geschatte kosten. De advocaat-generaal had een hogere schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gedaan, maar het hof heeft deze vordering afgewezen en het bedrag verlaagd. Het hof heeft het draagkrachtverweer van de veroordeelde verworpen, omdat niet vaststaat dat hij op dat moment of in de toekomst geen draagkracht zal hebben. De beslissing van de politierechter is vernietigd en het hof heeft de verplichting opgelegd tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de Staat. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de raadsheren aanwezig waren. De zaak is behandeld op de zitting van 14 augustus 2020, waarbij het hof ook kennis heeft genomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging.