Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil, de beslissingen in eerste aanleg en de grieven
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“Geleend aan [appellante] ”. Op het tweede blad, zonder zo’n kopje, heeft [geïntimeerde] een aantal, volgens hem door [appellante] geschreven, regels geel gearceerd. Volgens [geïntimeerde] , komen de daarin opgenomen bedragen, data en schuldeisers overeen met die in de overschrijvingen in zijn bankafschriften (productie 2 bij inleidende dagvaarding).
“Geleend aan [appellante] ”betrekking op de verstrekte lening van € 15.000. Het tweede blad bevat een door haar bijgehouden lijstje, waarop zij bijhield wat er exact allemaal was betaald, en niet, zoals [geïntimeerde] stelt, dat dit zou zijn geleend. Niet beide lijstjes hadden betrekking op een lening. De opgemaakte lijstjes zien op niet meer dan het noteren van hetgeen is voldaan aan de crediteuren. Het tweede blad betreft geen lijstje waaruit een gepretendeerde lening kan worden afgeleid, aldus [appellante] . Zij voegt daar nog aan toe dat op haar productie 8 (het eerste blad) verschillende, door [geïntimeerde] opgeschreven, bedragen, net als het kopje, geel zijn gearceerd en dat die louter zien op de haar verstrekte lening. De niet gearceerde bedragen van in totaal € 6.942,16 zien niet op een (tweede) verstrekte lening, aldus [appellante] .
“Geleend aan [appellante] ”, waarvan [appellante] niet langer plaatsing achteraf inroept, dan ook geldt voor de betalingen op het tweede blad. Met de kantonrechter oordeelt het hof weinig voor de hand liggend dat [appellante] het tweede blad zou hebben opgesteld enkel om, als geheugensteun voor zichzelf, te noteren wat was voldaan aan de crediteuren. Het betrof betalingen die, naar vaststaat, [geïntimeerde] via zijn bank had verricht. Bovendien bevat het tweede blad ook nog (niet allemaal gevorderde) ronde bedragen van € 350, tweemaal € 100 en nog eens € 100, telkens met de toevoeging
“contant”, wat wel wijst op betalingen maar niet op schuldeisers. Dat het hier om een (tweede) lening gaat, heeft [appellante] zo onvoldoende gemotiveerd betwist. Dat het in de rede zou hebben gelegen om een tweede leenakte bij de notaris te sluiten en dat partijen dit niet hebben gedaan, zoals [appellante] aanvoert, vormt een onvoldoende tegenargument. En op een andere betalingsgrondslag, zoals schenking, heeft [appellante] zich niet beroepen. [appellante] heeft ook geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit zou kunnen volgen dat [geïntimeerde] in tegenstelling tot de eerste serie betalingen waarvoor achteraf een schuldbekentenis is opgemaakt de tweede serie betalingen wel ten titel van schenking heeft verricht. Uit de akte van geldlening betreffende de eerste serie betalingen volgt voorts dat tussen partijen geen traditie bestond dat [geïntimeerde] de crediteuren van [appellante] betaalde ten titel van schenking. Al met al staat als onvoldoende gemotiveerd weersproken vast dat [geïntimeerde] ook deze bedragen uit de tweede serie betalingen aan [appellante] heeft uitgeleend.