Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 1 maart 2019,
- de memorie van grieven van 12 november 2019,
- de memorie van antwoord van 7 januari 2020.
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
a) (…)
Geen loon is verschuldigd voor de tijd gedurende welke de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht.Het destijds geldende artikel 7:628 lid 1 BW bepaalde vervolgens:
De werknemer behoudt het recht op het naar tijdruimte vastgestelde loon, indien hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen.Artikel 7:628 lid 1 BW vormde daarmee een uitzondering op het principe “geen arbeid, geen loon” dat was neergelegd in artikel 7:627 BW. Voor toepasselijkheid van de uitzondering is vereist dat de werknemer bereid is de bedongen arbeid te verrichten en zich daartoe beschikbaar stelt.
5.De slotsom
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van de curator zullen worden vastgesteld op: