Bij brief van 20 mei 2020 heeft de GI het aan het hof geschreven dat de zorgregeling met onmiddellijke ingang is stopgezet. De GI schrijft verder onder meer:
“Sinds 31 maart jl. is uitvoering gegeven aan voornoemde beslissing van uw Hof. Uw Hof
kwam tot deze voorlopige zorgregeling om te onderzoeken of deze omgangsfrequentie
[de minderjarige] meer rust en ontspanning zou geven. De GI constateert dat helaas het tegendeel
het geval is. Uit de diverse overdrachtsverslagen van [H] is op te maken dat elke
overdracht weer voor [de minderjarige] een beladen moment is en dat deze spanning hem teveel is.
[de minderjarige] wordt tijdens de overdrachtsmomenten in zijn gedrag steeds extremer. Hij doet
volwassen uitspraken over onder meer kinderalimentatie. [de minderjarige] noemt het 'tattemetatie'
die in zijn spaarpot moet omdat vader dat voor hem betaalt, en omdat [de minderjarige] dat geld
niet ziet 'pikt' moeder zijn geld. Zij is een liegbeest en een kutmoeder. Ook doet hij
uitspraken over het gegeven dat de rechter heeft bepaald dat hij minder vaak naar vader
mag. Hij scheldt moeder uit, schopt en slaat. Soms moet ook de begeleiding het
ontgelden. De begeleiding van [H] kan hem hier ook niet altijd in begrenzen of
bereiken. De GI wijst met name op het incident van 15 maart jl. waarbij [de minderjarige] van
moeder en de begeleiding wegrende en langs de snelweg liep, waardoor hij zichzelfernstig in gevaar heeft gebracht. Er moesten hotelgasten aan te pas komen om [de minderjarige] in bedwang te houden en in veiligheid te brengen (zie bijlagen). Tijdens deze ernstige escalatie
dissocieerde [de minderjarige] . Na afloop gaf hij aan zich nauwelijks nog iets van het voorval te
kunnen herinneren. Tijdens de andere overdrachtsmomenten komt het vaker wel dan
niet voor dat [de minderjarige] wiebelig is en op het punt van ontladen staat.
De zorgen over [de minderjarige] zijn helaas alleen maar toegenomen. De zorgen zijn zelfs zo groot,
dat [H] heeft besloten de overdracht niet langer te willen begeleiden. Hiermee
wil [H] stelling nemen voor [de minderjarige] . [de minderjarige] dreigt volgens [H] verder in
de knel te raken. [H] is van mening dat het continueren van de overdrachten
zoals deze thans zijn, niet in het belang is van [de minderjarige] of van zijn ontwikkeling.
Voortzetting van de overdrachten zou de schade die [de minderjarige] hierdoor oploopt niet
beperken. [H] vreest bij voortzetting juist onderdeel te worden (gemaakt) van
de (psychische) schade die [de minderjarige] oploopt door de huidige situatie in stand te houden.
Men wil opstaan voor [de minderjarige] en hem een duidelijk signaal geven dat zij hem en zijn strijd
zien. [H] zou graag zien dat ouders hard aan het werk gaan om als twee
volwassen mensen op een normale manier met elkaar om te gaan, in het belang van
[de minderjarige] (zie bijlage).
Niet alleen de zorg over [de minderjarige] is aanleiding voor [H] om de
overdrachtsbegeleiding te stoppen. De communicatie van vader jegens [H] is
niet constructief. Vader scheldt [H] in bijzijn van [de minderjarige] uit, waarmee hij de
begeleider diskwalificeert. Ook is [H] van mening dat vader tijdens de precaire
overdrachtsmomenten niet ziet wat [de minderjarige] op dat moment nodig heeft.”