Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
totale budgetprijs geleverd/gemonteerd te Roermond”van € 74.430,00. Bijgevoegd zijn de “
offerte voorwaarden Hiltra Barneveld B.V.’ en de ‘Algemene voorwaarden Hiltra Barneveld b.v.”. Artikel 7 van de offerte luidde:
7. Fundament:
Voor het overige”, vermeldde deze mail, “
gelden de condities en voorwaarden als opgenomen in onze voornoemde offerte.”
Alle verkopen en leveranties geschieden volgens onze Algemene Voorwaarden. Deze zijn te downloaden via www.hiltra.com”.
8.2 Keurt opdrachtgever het werk niet goed dan is hij verplicht dit binnen 5 dagen onder opgave van redenen schriftelijk kenbaar te maken aan Hiltra Barneveld BV.[…]
Mit der Unterschrift bestätige ich den ordnungsgemäβen Aufbau gemäβ Montageanleitung und den vorliegenden statischen Unterlagen.”
Ik heb zojuist de hal overgenomen[…].
Zoals bekend is vorige week de nieuwe systeemhal gebouwd en opgeleverd. Ik heb al gemeld dat de hal niet aansluit aan de vloer.
.
N.a.v. van de opname van de systeemhal door Hiltra en haar toeleverancier BOS te Roermond op 17 maart jl. informeer ik je als volgt:
Sekisui Alveo accepteert de systeemhal zoals deze nu is opgebouwd.[…].
De systeemhal wordt door Hiltra/BOS afgebroken […]
waarna de systeemhal (na een fundamentscontrole door Hiltra) weer kan worden opgebouwd.[…]
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
De aannemer is bij het aangaan of het uitvoeren van de overeenkomst verplicht de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Hetzelfde geldt in geval van gebreken en ongeschiktheid van zaken afkomstig van de opdrachtgever, daaronder begrepen de grond waarop de opdrachtgever een werk laat uitvoeren, alsmede fouten of gebreken in door de opdrachtgever verstrekte plannen, tekeningen, berekeningen, bestekken of uitvoeringsvoorschriften.”
7. Fundament:[…]Reclamaties toe te schrijven aan een onjuiste fundering van de opslagvoorziening(en) vallen buiten de garantie.” en de exoneraties in de algemene voorwaarden) volgt dat ook de waarschuwingsplicht van artikel 7:754 BW zou zijn weggecontracteerd of onder de exoneraties zou vallen (Grief VI). De betekenis van een omstreden beding in een schriftelijke overeenkomst moet door de rechter worden vastgesteld aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Door Hiltra is onvoldoende gesteld dat en waaruit Sekisui redelijkerwijs zou hebben moeten begrijpen dat ook indien een waarschuwing waartoe art 7:754 BW Hiltra verplicht, achterwege zou blijven, Hiltra niet aansprakelijk zou zijn op basis van de contractsvoorwaarden.
omdat anderszins niet valt in te zien dat een gerenommeerd aannemingsbedrijf als de firma Heijmans een fundament volledig anders aanlegt, ondanks de uitdrukkelijke instructies en tekeningen van Hiltra”. Dat er op dit punt daadwerkelijk overeenstemming is bereikt tussen Sekisui en Heijmans blijkt echter nergens uit. Daarbij komt dat er rechtstreeks contact is geweest tussen Hiltra en Heijmans en niet is toegelicht waarom Heijmans tegenover Hiltra over een bewust afwijken van het ontwerp geen openheid zou geven. Heijmans is geen partij in dit geschil en de relatie tussen Sekisui en Heijmans ligt niet ter beoordeling voor, maar in zijn algemeenheid is niet juist dat als de opgeleverde zaak afwijkt van het ontwerp, dat alleen verklaard kan worden door een andersluidende afspraak tussen opdrachtgever en aannemer; de mogelijkheid dat de aannemer een fout kan hebben gemaakt, kan niet worden uitgesloten, ook niet bij een gerenommeerde aannemer. Net als de rechtbank, overweegt ook het hof dat uit de opmerking van Sekisui, dat volgens Heijmans een afschot noodzakelijk was, niet volgt dat dus Sekisui heeft goedgevonden dat Heijmans in afwijking van de instructie het fundament met een afschot heeft gebouwd. Daarbij komt dat een eventueel afschot niet het enige probleem is met de fundering. Het hof verwerpt daarom de stelling van Hiltra dat Sekisui geweten heeft dat Heijmans zou afwijken van het ontwerp als onvoldoende onderbouwd. Niet kan worden aangenomen dat Sekisui dezelfde (laat staan, meer) kennis had over het fundament als (dan) Hiltra en daarom gaat het beroep van Hiltra (Grieven I en V) op het arrest NSC/Pongers (ECLI:NL:HR:2004:AP0954) niet op, in welk arrest de feiten zo waren dat hoewel gebreken bekend hadden horen te zijn aan de aannemer er toch geen waarschuwingsplicht op de aannemer rustte.
volstrekt te goeder trouw in de veronderstelling verkeerde[…]
dat het fundament deugdelijk[…]
zou zijn aangelegd” (Memorie van Grieven, randnummer 55), ziet het hof te weinig grond om in die omstandigheden een verplichting van Sekisui jegens Hiltra aan te nemen om het fundament te controleren en dat schending van die gestelde verplichting (jegens Hiltra) zou betekenen dat de waarschuwingsplicht van Hiltra opzijgezet zou worden.
BOS op 17 februari 2016, voor aanvang van de montage-werkzaamheden, duidelijk, aan Sekisui heeft aangegeven dat het fundament niet conform de eisen was aangelegd en dat dit tot een scheefstand van (een van) de wanden kon leiden met de gevolgen van dien.” Het hof overweegt als volgt. Hiltra betoogt terecht dat de bewijslast ten onrechte bij haar is gelegd. Het is immers Sekisui die stelt dat Hiltra (toerekenbaar) tekortgeschoten is en die zich beroept op het rechtsgevolg daarvan, namelijk de bevoegdheid tot ontbinding van de overeenkomst. Het is dan ook Sekisui die moet bewijzen dat Hiltra niet aan haar waarschuwingsverplichting heeft voldaan.
Ik heb hem( [B] , hof)
uitgelegd dat de ruimte tussen de waterkeringen te klein was.[…]
Dat deze ruimte te klein was zou problemen geven, zei ik. We konden de hal op deze waterkering monteren, maar hij moest dan hier op gezet worden en niet op de grond en de hal zou scheef komen te staan en niet helemaal op de grond.[…]
Op de tweede dag, toen wij klaar waren kwam deze meneer van het bedrijf naar mij toe, uit zichzelf of omdat ik hem gebeld had. Hij bekeek de complete hal en heeft toen het Montagebericht ondertekend wat inhield dat het werk gereed was. Bij het voorlezen voeg ik hieraan toe dat ik toen ook uitlegde dat dit problemen zou geven voor de planken/stellingen die in de hal geplaatst zouden worden en voor de toegangspoort. Dat was, omdat de hal er toen stond, ook duidelijk te zien.” Uit de e-mail van BOS van 22 maart 2016 volgt dat er een lengte verschil zit van 15 cm tussen de diagonalen tussen de hoeken, de stellingen in de hal kunnen niet correct geplaatst worden en de daarbij horende lekbakken evenmin. Dat is ook in de lijn met de waarschuwing van [A] ná de montage. Het hof acht de waarschuwing die voorafgaand aan het bouwen is gegeven onvoldoende duidelijk. Mededelingen van [A] dat de systeemhal “
scheef” en “
niet helemaal op de grond” zou komen te staan, doen geen recht aan het feit dat een hal opgeleverd zou worden waarin de rolpoort en de stellingen niet geplaatst zouden kunnen worden, dus die niet bruikbaar zou zijn als opslaghal voor gevaarlijke stoffen en waarbij het herstel zou bestaan uit afbreken van de hal, opnieuw aanleggen van het fundament en daarna herbouw van de hal.
dezelfdeverbintenis waarop de ontbinding gebaseerd is. Hiltra heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit zou kunnen volgen dat het woord “verzuim” in lid 14.2 niet duidt op schuldeisersverzuim en niet uitgelegd moet worden in de zin van artikel 6:58 BW (“
De schuldeiser komt in verzuim, als…”). Sekisui was niet in schuldeisersverzuim. Haar tekortkoming om een deugdelijke fundering te laten aanleggen en ter beschikking te stellen voor de bouw, verhindert Hiltra op geen enkele wijze om aan haar verplichting te voldoen om te waarschuwen in het geval dat de fundering niet deugdelijk blijkt te zijn is. Het gaat hier dus wel om een verbintenis van Sekisui jegens Hiltra, maar Sekisui is op dit punt niet in schuldeisersverzuim geraakt. Dat wil zeggen dat zowel het beroep van Hiltra op artikel 14 van de algemene voorwaarden als op de wettelijke regeling van art 6:58 BW falen.
Ik ga ervan uit dat jullie dit verder in orde maken.” wijst erop dat hier geen sprake is van goedkeuring van het werk, maar een weigering van de systeemhal, onder schriftelijke opgave van redenen. Dat Hiltra iets anders heeft of zou mogen begrijpen, is door haar niet onderbouwd.