Uitspraak
RegioBank,
[geïntimeerde] ,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
een beoordeling van een aanvraag : een nader vast te stellen
- onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik : € 280.000,00 (...)
- executiewaarde vrij van huur en gebruik : € 245.000,00 (...)
- onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik
executiewaarde vrij van huur en gebruik na verbouwing: € 305.000,00 (...)
ONDERHOUDSTOESTAND
objectvergelijking.
- een onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik : € 170.000,- (...)
- een executiewaarde vrij van huur en gebruik : € 145.000,- (...)
- een onderhandse verkoopwaarde in verhuurde staat : € 145.000,- (...)
- een executiewaarde in verhuurde staat : € 125.000,- (...)
ONDERHOUDSTOESTAND
- Provincialeweg 31 te Kornhorn, transactiedatum 2 oktober 2006,
- Provincialeweg 21 te Kornhorn, transactiedatum 13 november 2007,
- Provincialeweg 65 te Kornhorn, transactiedatum 13 maart 2008.
de gronden waarop uw taxatie is gebaseerd en over de mogelijke oorzaken van het verschil tussen uw taxatie en die van taxateur [I]”.
wat betreft het woongedeelte grotendeels onbewoonbaar was en overigens ook verhuurd bleek. (…)
3.De vorderingen en beoordeling in eerste aanleg
4.De beoordeling in hoger beroep
grief I in het incidenteel appelkomt [A] hiertegen op.
- Fortis de woning begin 2007 heeft gekocht voor € 156.000,-;
- [E/F] c.s. de woning in april 2007 van Fortis heeft gekocht voor € 165.000,-;
- makelaar [I] de woning per april 2008 heeft getaxeerd op € 170.000,-;
- de woning in juli 2009 door de curator is verkocht voor € 152.000,-;
- makelaar [D] in maart 2011 de woning per april 2007 heeft getaxeerd op € 165.000,-;
- de door de rechtbank benoemde deskundige de woning in augustus 2013 per april 2007 heeft getaxeerd op de waarde gelegen tussen € 155.000,- en € 170.000,-.
- nadat de deskundige door de rechtbank was benoemd heeft de rechtbankdeskundige met de medewerker [K] van de RegioBank contact gehad over de vraagstelling, wat van de rechtbankdeskundige wordt verwacht en de mogelijkheid tot het bezichtigen van de woning. Bij dit overleg is [A] en zijn advocaat niet betrokken;
- de rechtbankdeskundige heeft de woning bezichtigd zonder partijen daarover te informeren en zonder hen uit te nodigen die bezichtiging bij te wonen. [A] en zijn advocaat hadden de bezichtiging van de rechtbankdeskundige van de woning willen bijwonen om de staat van de woning te aanschouwen, vragen te stellen en opmerkingen te maken. Voor [A] is onduidelijk of RegioBank met de rechtbankdeskundige ter plaatse is geweest;
- de rechtbankdeskundige, althans zijn makelaarskantoor NieNoord, wordt ook door banken ingeschakeld;
- de rechtbankdeskundige is een geregistreerd NVM-makelaar/taxateur en als NVM makelaar niet of minder goed op de hoogte van de door VBO voorgeschreven (gedrags)regels en taxatiemethoden;
- de rechtbankdeskundige is niet ingegaan op alle door [A] gestelde vragen en opmerkingen;
- in het deskundigenrapport ontbreekt een deugdelijke toelichting c.q. onderbouwing van de bevindingen van de rechtbankdeskundige.
- de rechtbankdeskundige van een executiewaarde van 80% van de vrije verkoopwaarde is uitgegaan, terwijl het Tuchtcollege VBO is uitgegaan van 60%;
- de rechtbankdeskundige van een lagere m² prijs voor gedeelten van het perceel uitgaat dan [A] terwijl de rechtbankdeskundige dat niet met bescheiden heeft onderbouwd;
- onduidelijk is of de rechtbankdeskundige met de waarde van € 170.000,- uitgaat van de onderhandse verkoopwaarde of de executiewaarde en of er sprake is van een waarde vrij van gebruik en huur;
- de rechtbankdeskundige de waarde van € 170.000,- niet heeft toegelicht met een berekening, een gebruikte methode, referentiepanden of een andere onderbouwing;
- de rechtbankdeskundige geen rekening heeft gehouden met de WOZ waarde van € 250.000,-;
- dienen de verkoopprijzen in 2007 en 2009 van de woning te worden gewaardeerd tegen een executie achtergrond, zodat de vrije verkoopwaarde onder genormaliseerde marktomstandigheden hoger lag?
- in of omstreeks medio 2008 is de kredietcrises uitgebroken, waarna de vastgoedcrises is gevolgd. Is deze omstandigheid van invloed geweest op de waarde in de taxatierapporten van makelaar [I] en makelaar [D] ?
- is taxatie van de woning met vergelijkingsobjecten mogelijk? In het taxatierapport van [A] staat dat deze methode is toegepast zonder dat de in het normblad voorgeschreven vergelijkingspanden zijn vermeld. In het verweer bij het Tuchtcollege VBO heeft [A] vergelijkingspanden genoemd. De rechtbankdeskundige gaat onder II, derde alinea van zijn rapport vanuit dat [A] de methode van objectvergelijking heeft toegepast. In de uitspraak van het Tuchtcollege VBO wordt onder 4.23 vermeld dat [A] juist van mening zou zijn dat de woning zich niet leent voor de methode van directe objectvergelijking en dat het Tuchtcollege VBO deze mening van [A] onderschrijft. De makelaar [I] en de makelaar [D] zijn van objectvergelijkingen uitgegaan. De rechtbankdeskundige gaat in zijn rapport wel in op de door [A] in zijn verweerschrift bij het Tuchtcollege VBO genoemde referentiepanden, maar vermeldt niet of en welke vergelijkingsobjecten hij heeft gebruikt. Voorts kan op zichzelf een object als vergelijking worden gebruikt dat niet identiek is aan het getaxeerde object als bij de waardering maar rekening wordt gehouden met de verschillen tussen beide objecten. In het deskundigenrapport wordt wel op verschillen met de door [A] genoemde referentieobjecten ingegaan maar niet of rekening houdend met die verschillen tot de door [A] getaxeerde waarde kan worden gekomen.
- [A] heeft in zijn verweer aandacht gevraagd voor de WOZ waarde van het object van € 250.000,-. In de vierde alinea onder III wordt in het deskundigenrapport hierop in algemene zin ingegaan, zonder dat onderzoek naar die WOZ waarde in en omstreeks 2007 is gedaan.
- De financieringsaanvraag van [E/F] c.s. had betrekking op de aankoop van de woning en de financiering van de verbouwing waartoe een (summiere) offerte van Aannemingsbedrijf Rockanje als onderbouwing diende. Voor de kosten van de verbouwing was RegioBank bereid een bedrag van € 120.959,- in bouwdepot te geven. De woning diende ook voor dat deel (deels) als zekerheid, zodat aan [A] is gevraagd ook een waarde van de woning (zowel de onderhandse verkoopwaarde als de executiewaarde) na de verbouwing te schatten. Eerst als ook dat gegeven bekend is kan in het kader van de zogeheten gevalsvergelijking worden nagegaan welke beslissing de RegioBank in de fictieve situatie zou hebben genomen indien de RegioBank bekend zou zijn geweest met de “juiste” waardes van de woning voor en na de verbouwing.
- dat de gebouwde opstallen deels een woning en deels een bedrijfsruimte was?
- of in april 2007 voor deze woning (met bedrijfsruimte) de methode van objectvergelijking mogelijk was, en zo ja, heeft u daarvan gebruik gemaakt en welke referentieobjecten zijn daarbij gebruikt?
- of voor deze woning (met bedrijfsruimte) de WOZ-waarde in en omstreeks 2007 een relevant gezichtspunt voor de waardes van de woning is en zo ja, op welke wijze is daar rekening mee gehouden?
- de (mogelijke) invloed van de kredietcrises en de daarop gevolgde vastgoedcrises op de waarde vanaf 2008 uitgebrachte taxatierapporten en is die invloed op de waarde in 2007 weggedacht?
3 maart 2020een specificatie over te leggen en zo nodig toe te lichten van de bedragen € 61.927,74 en € 1.875,74 (r.ov. 4.24), waarna [geïntimeerde] eerst na het deskundigenbericht in de gelegenheid wordt gesteld daarop te reageren;
3 maart 2020voor uitlating door partijen over de te benoemen deskundige(n) en de aan de deskundige(n) te stellen vragen (r.ovv. 4.19 en 4.20);