Het hof voegt daaraan nog toe dat [appellante] zich beroept op de aangifte die zij in oktober 2016 bij de FIOD heeft gedaan tegen Blaustein. Daarin verklaarde zij onder meer:
“Ik was getrouwd met meneer [B] vanaf 2005. Rond 2010, 2011 of eerder was er sprake van huiselijk geweld en bedreiging. Hij heeft mij gedwongen om die bedrijven op mijn naam te laten zetten. In heel veel gevallen heeft hij ook mijn handtekening vervalst als ik niet vrijwillig ging tekenen. Ik was heel erg bang en daarom heb ik altijd toegestemd om dat te doen. In 2012 is er ook een aanslag tegen mij geweest, ik heb daar aangifte van gedaan en de politie heeft dat gekwalificeerd als poging tot moord. In 2012 wilde ik gaan scheiden, en openheid van zaken geven van dat mijn naam en gegevens worden gebruikt voor doeleinden die mij niet bekend zijn …”
“… met mijn handtekening en paspoort hebben ze vervolgens die BV’s die ik net noemde opgericht met mij als bestuurder en die pornosites opgezet … Ik kwam daar in 2012 achter.”
Op de vraag wat zij onder katvangers verstond, antwoordde [appellante] :
“Dat zijn mensen, we praten bijvoorbeeld over meneer [C] , hij ontvang elke maand een bedrag van 1000 euro en woont in Israël. Hij moet daarvoor zijn identiteit ter beschikking stellen, op zijn naam komen bedrijven en bankrekeningen en creditcards te staan. Hij beschikt natuurlijk zelf niet over die bankrekeningen, hij spreekt niet eens Engels. Maar op papier staan er bedrijven op zijn naam, die feitelijk van Blaustein zijn … Ik zat ook op de werkkamer met mevrouw [D] , zij was contactpersoon voor de katvangers. Ik hoorde dus ook wel eens telefoongesprekken, ik werkte daar natuurlijk ook dus ik heb alles gezien en gehoord. Ik zag ook dat ze handtekeningen tegen het raam hielden en dan overtrokken, daar ben ik bij geweest. Dat was mevrouw [D] die dat deed.”
Op de vraag waarom zij daar bleef werken, terwijl zij al een tijd gebrouilleerd waren, antwoordde [appellante] :
“Hij wilde mij niet laten gaan, niet vrijwillig. Ik ben belangrijk in zijn constructies … Hij wilde mij onder controle houden, dat ik niet zomaar met iemand ging praten … Hij gebruikte mijn identiteit voor zijn eigen ondernemingen en voor ondernemingen van zijn klanten van zijn trustbedrijf. Dat bedoeld ik met constructies. Ik wilde dat helemaal niet, bijvoorbeeld met Kimnet is het nu ook mis gelopen, ik maakte me daar zorgen over. Het ging dus zo, mijn naam werd gebruikt als bestuurder van de vennootschap, maar feitelijk was het dan het bedrijf van een ander … (dat gebeurde) tegen mijn wil … Want ik wist eigenlijk niet meer waar ik nou wel of niet voor getekend had. Soms ging het onder dwang, soms was het vervalst. Ik vermoed dat hij mijn handtekening vervalste, want ik zag dan een handtekening die niet van mij is, die ik niet herkende als mijn handtekening.”
“Hij heeft dat ook een keer aan mij gevraagd, om mijn handtekening op een blanco papier te zetten … Zijn secretaresse had een stapeltje met dat soort blanco papieren met zijn handtekening, maar ook met mijn handtekening.”