Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM -LEEUWARDEN
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.275.305
arrest van 26 mei 2020
[appellante],
beiden wonende te [A] ,
appellanten, hierna: [appellant] en [appellante] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Het negatieve eigen vermogen van de onderneming bedroeg op 31 december 2014 € 74.080, op 31 december 2015 € 52.049, op 31 december 2016 € 80.926 en op 31 december 2017
€ 139.555.
[appellant] is na beëindiging van het koeriersbedrijf (op basis van een nul urencontract per
13 maart 2018) als mobiel surveillant in opleiding via uitzendbureau Accord bij Securitas gaan werken. Daarna is hij op basis van een contract van 24 uur per week als object-beveiliger in dienst getreden bij Eye Watch Security Group te Venray. Vanaf 1 oktober 2019 is hij op basis van een contract van 32 uur per week werkzaam als objectbeveiliger bij Intergarde B.V. te Maastricht. [appellante] is sinds 1 juli 2018 op basis van een contract van
12 uur per week werkzaam als Poolkracht Operations bij Ubbink B.V. te [A] .
[appellant] en [appellante] werken allebei meestal meer uren per week in de vorm van overwerk.
Zij hebben een eigen woning. Hun hypothecaire maandlast bedraagt € 95,85.
Het hof is echter van oordeel dat [appellant] en [appellante] , zonder concreet aannemelijk gemaakte of gebleken vooruitzichten op een ommekeer, er te lang over hebben gedaan om hun onderneming te beëindigen en daardoor onvoldoende rekening hebben gehouden met de belangen van hun schuldeisers, in het bijzonder de belastingdienst.
- de voor zich sprekende jaarstukken van de laatste jaren van hun onderneming (aanzienlijke
lang- en kortlopende schulden en een structureel, in 2016 en 2017 sterk oplopend,
negatief eigen vermogen);
- de bij herhaling door de gemeente afgewezen verzoeken om een bbz-krediet vanwege een
gebrek aan levensvatbaarheid van de onderneming;
- de vergeefse pogingen om geld te lenen bij banken (ING, ABN AMRO);
- het langdurig niet kunnen voldoen aan de verplichtingen jegens de belastingdienst, in het
bijzonder de afdracht van omzetbelasting. Uit het tot 24 december 2018 bijgewerkte
schuldoverzicht van de belastingdienst blijkt sprake te zijn van naheffingsaanslagen
omzetbelasting vanaf 2013 tot en met 2017 voor een totaalbedrag van bijna € 57.000.
Hieruit volgt ook dat [appellant] en [appellante] kennelijk niet steeds tijdig aangifte omzetbelasting
hebben gedaan.
De oorzaak van hun schulden is weggenomen doordat zij hun ondernemingsactiviteiten hebben gestaakt. Hierna zijn zij op zoek gegaan naar werk in loondienst. [appellant] heeft weliswaar een contract voor 32 uur per week, maar hij pakt alles aan en werkt in feite veel meer uren per week. Dit geldt, blijkens de verklaring van 11 november 2019 van haar werkgever, ook voor [appellante] , die daarnaast actief solliciteert naar (aanvullend) werk.
Verder is hun financiële situatie onder controle - sinds de beëindiging van hun onderneming zijn geen nieuwe schulden meer ontstaan - en zij zijn bereid om, indien de boedel daar baat bij zou hebben, hun eigen woning te verkopen. In verband daarmee hebben zij zich (zekerheidshalve) ook ingeschreven als woningzoekenden voor een sociale huurwoning.
Tot slot hebben zij voor hun schuldeisers op de derdengeldrekening van Plangroep een bijeen gespaard bedrag van circa € 5.000 gereserveerd en houden zij sinds kort van hun inkomsten uit loondienst een bedrag van tussen € 750 en € 1.000 per maand apart voor aflossing van schulden.
De gestelde ontwikkelingen zijn zonder meer positief, maar wegen naar het oordeel van het hof nog onvoldoende op tegen de aard, de omvang en de aanzienlijke schuldenlast van [appellant] en [appellante] , die voor een substantieel deel nog binnen de vijfjaarstermijn is gelegen. Daarbij wijst het hof in het bijzonder op de hoogte, ontstaansdatum (tot en met 2017) en wijze van (naheffingsaanslagen over verschillende jaren) de omzetbelastingschuld zoals hierboven beschreven. Daarom kunnen [appellant] en [appellante] op dit moment niet op grond van de hardheidsclausule worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.