ECLI:NL:GHARL:2020:3752

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 mei 2020
Publicatiedatum
13 mei 2020
Zaaknummer
200.273.779
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijds hoger beroep van tussenvonnis zonder verleend verlof

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, wonende te [A], had hoger beroep ingesteld tegen tussenvonnissen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, die op 10 mei 2017, 27 september 2017, 7 februari 2018, 8 augustus 2018 en 7 augustus 2019 waren gewezen. De rechtbank had in eerdere vonnissen de Nederlandse procedure aangehouden in afwachting van een Turkse hoger beroepsprocedure, om te voorkomen dat de Nederlandse rechter een uitspraak doet die in strijd is met die van de Turkse rechter. De rechtbank had het verzoek van de appellant om tussentijds hoger beroep in de Nederlandse procedure afgewijzen, omdat er nog geen eindvonnis was gewezen.

De appellant heeft bij dagvaarding van 6 november 2019 hoger beroep ingesteld van de tussenvonnissen, maar de geïntimeerde, wonende te [B], Turkije, is niet verschenen in de procedure. Het hof heeft verstek verleend aan de geïntimeerde. De appellant verzocht het hof om de tussenvonnissen te vernietigen en de geïntimeerde niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen. Het hof oordeelde dat op grond van artikel 337 lid 2 Rv, hoger beroep van een tussenvonnis slechts tegelijk met het eindvonnis kan worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Aangezien de rechtbank geen verlof had verleend voor tussentijds hoger beroep, werd de appellant niet-ontvankelijk verklaard.

Het hof benadrukte dat de rechtszekerheid en de eisen van een goede procesorde geen uitzondering op deze regel rechtvaardigen. De appellant werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van de geïntimeerde op nihil werden vastgesteld. Het arrest is openbaar uitgesproken op 12 mei 2020.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.273.779
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, 268527)
arrest van 12 mei 2020
in de zaak van
[appellant],
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. I. van Bekkum,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [B] , Turkije,
in eerste aanleg: eiser,
hierna: [geïntimeerde] ,
niet verschenen.

1.De procedure in eerste aanleg

Voor de procedure in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
10 mei 2017, 27 september 2017, 7 februari 2018, 8 augustus 2018 en 7 augustus 2019 die de rechtbank heeft gewezen.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 6 november 2019,
- de akte houdende uitlating appellabiliteit/ontvankelijkheid van de zijde van [appellant] .
2.2
[geïntimeerde] is, hoewel op juiste wijze bij hoger beroepsdagvaarding opgeroepen, niet in de procedure verschenen. Het hof heeft verstek verleend aan [geïntimeerde] .
2.3
Vervolgens heeft [appellant] de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De ontvankelijkheid van het hoger beroep

3.1
Tussen [geïntimeerde] en [appellant] zijn zowel in Nederland als in Turkije gerechtelijke procedures aanhangig die samenhangen met een koopovereenkomst met betrekking tot aandelen. In het tussenvonnis van 8 augustus 2018 heeft de rechtbank overwogen dat de Nederlandse procedure zal worden aangehouden in afwachting van de Turkse hoger beroepsprocedure die op dat moment aanhangig was omdat anders de kans bestaat dat de Nederlandse rechter een uitspraak doet die strijdig is met de uitspraken van de Turkse rechter. In het tussenvonnis van 7 augustus 2019 heeft de rechtbank de in Nederland aanhangige procedure opnieuw aangehouden, deze keer in afwachting van de uitkomst van het Turkse cassatieberoep dat [geïntimeerde] inmiddels heeft ingesteld. Het verzoek van [appellant] om tussentijds hoger beroep te mogen instellen van het tussenvonnis van 7 augustus 2019, heeft de rechtbank afgewezen.
3.2
[appellant] heeft bij dagvaarding van 6 november 2019 hoger beroep ingesteld van de onder 1. genoemde tussenvonnissen van de rechtbank. Hij verzoekt het hof, kort weergegeven, om de tussenvonnissen te vernietigen en [geïntimeerde] alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen, dan wel diens vorderingen af te wijzen.
3.3
Artikel 337 lid 2 Rv bepaalt dat van een tussenvonnis slechts tegelijk met het eindvonnis hoger beroep kan worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald. In de procedure bij de rechtbank is nog geen eindvonnis gewezen; deze procedure is juist nogmaals aangehouden. Het verzoek van [appellant] om tussentijds hoger beroep te mogen instellen (op grond van artikel 337 lid 2 Rv) is afgewezen. Niet is gebleken dat de rechtbank [appellant] nadien alsnog verlof heeft verleend voor het instellen van tussentijds hoger beroep. [appellant] is daarom niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
3.4
[appellant] erkent dat hij op grond van artikel 337 lid 2 Rv slechts tegelijk met het eindvonnis in beroep zou kunnen komen van het vonnis van 7 augustus 2019, maar hij vraagt het hof desondanks hem ontvankelijk te verklaren in dit tussentijdse hoger beroep. Hij voert aan dat hij in Turkije zowel in eerste aanleg als in hoger beroep in het gelijk is gesteld en dat deze uitspraken niets aan duidelijkheid te wensen overlaten, zodat de Nederlandse rechter ook uitspraak kan doen. Een Turkse cassatieprocedure duurt bovendien wel vijf tot tien jaar. De rechtbank had dan ook moeten overgaan tot afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerde] in de Nederlandse procedure, in plaats van de zaak nogmaals aan te houden, vindt [appellant] . Het is volgens [appellant] bovendien onwenselijk dat de rechtbank een zaak voor een dergelijke lange termijn kan aanhouden, terwijl niet (tussentijds) kan worden getoetst of de rechtbank terecht haar uitspraak laat afhangen van de uitspraak in Turkije.
3.5
Dit betoog maakt hetgeen onder 3.3 is overwogen niet anders. De Hoge Raad heeft meermaals uitgesproken dat het niet aan de appelrechter is een uitzondering te maken op de regel van artikel 337 lid 2 Rv; de rechtszekerheid staat daaraan in de weg. Ook de eisen van een goede procesorde rechtvaardigen geen uitzondering op het stelsel van gesloten rechtsmiddelen [1] . De jurisprudentie over doorbreking van het rechtsmiddelenverbod (waarop [appellant] overigens geen (duidelijk) beroep doet) is ook niet van toepassing bij artikel 337 lid 2 Rv. De door [appellant] aangevoerde omstandigheden kunnen er dan ook niet toe leiden dat hij toch wordt ontvangen in dit beroep.
3.6
Het hof zal [appellant] derhalve niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Deze kosten worden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op nihil.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep van de tussen partijen gewezen vonnissen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 10 mei 2017, 27 september 2017, 7 februari 2018, 8 augustus 2018 en 7 augustus 2019;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, H.L. Wattel en D.M.I. De Waele en, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2020.

Voetnoten

1.HR 24 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:3018.