Uitspraak
[appellante],
De Huismeesters,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- akte uitlaten tevens voorwaardelijke wijziging grondslag reconventionele eis in incidenteel appel d.d. 11 december 2018 van [appellante] ;
- akte nadere inlichtingen d.d. 11 december 2018 van De Huismeesters;
- akte uitlaten/toelichting (producties) d.d. 22 januari 2019 van [appellante] ;
- antwoordakte d.d. 22 januari 2019 van De Huismeesters;
- akte uitlating producties 18, 19 en 20 bij memorie van antwoord van De Huismeesters;
- de bij H16-formulier door De Huismeesters ingediende producties d.d. 24 mei 2019.
2.De vaststaande feiten
(…) Ieder van de huurders is hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele bedrag van de huurprijs en servicekosten en voor alle overige verplichtingen die voor hem en voor andere huurder(s) uit deze overeenkomst en de wet voortvloeien.
strafbaar zijn gesteld. Het handelen in strijd met dit verbod is dermate ernstig dat dit de ontbinding van de huurovereenkomst op kortst mogelijke termijn rechtvaardigt.”
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De vorderingen in hoger beroep
De beoordeling van de grieven en de vorderingen
grief Iziet op de vaststelling van de feiten en de
grieven II tot en IVsamengenomen zien op de vraag of de door De Huismeesters in eerste aanleg
in conventiegevorderde ontbinding van de huurovereenkomst met al haar gevolgen in de omstandigheden van [appellante] gerechtvaardigd is.
tenzijbedoelde uitzondering zich in dit geval voordoet. Zij heeft daartoe aangevoerd - samengevat - dat zij geen weet had van de door haar partner [B] op zolder van de woning ingerichte kwekerij, dat in dit geval sprake was van een goed aangelegde kwekerij die in geen enkel opzicht gevaarlijk was, dat de kwekerij geen overlast veroorzaakte aan de omgeving, dat haar partner die kwekerij heeft ingericht om medische redenen en dat [appellante] en haar drie minderjarige kinderen van hun persoonlijke omstandigheden onevenredig worden getroffen indien [appellante] de woning zou verliezen, terwijl het hennepconvenant het jarenlang zou verhinderen opnieuw in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning.
in conventieingestelde vordering op [appellante] vermeerderd in die zin dat zij aanvullend vordert de over december 2015 onbetaald gelaten huur van € 206,95 en een bedrag van € 2.725,53 aan mutatiekosten (m.b.t. ontruimen, schoonmaken en herstellen van de woning). Uit de stellingen van De Huismeesters blijkt echter dat eind 2016 tussen partijen een betalingsregeling tot stand is gekomen voor deze achterstand en deze kosten als ook voor de proceskosten waarin [appellante] in eerste aanleg is veroordeeld, door partijen vastgesteld op een totaalbedrag van € 3.600,- in totaal, en dat [appellante] vervolgens op dat bedrag in maandelijkse termijnen in mindering is gaan betalen. Ter comparitie van 7 juni 2019 heeft De Huismeesters erkend dat [appellante] genoemd bedrag van € 3.600,- heeft voldaan. Daar waar [appellante] de verschuldigdheid van dat bedrag heeft erkend en volledig heeft voldaan, valt niet in te zien welk belang De Huismeesters daarmee nog heeft bij deze vermeerderde vordering. Deze vordering is daarom niet voor toewijzing vatbaar.
in reconventiegewezen. De
grieven I en IVkeren zich tegen de beperking tot 2 jaren van [appellante] ’s uitsluiting door De Huismeesters. De
grieven II, III en Vkomen op tegen het verbod om - kort gezegd - [appellante] ’s (persoons)gegevens te delen met de andere partners van het hennepconvenant.
Grief VIricht zich tegen de dwangsom en
grief VIIkant zich tegen de compensatie van de proceskosten.
- Woonurgentie Groningen teneinde die gegevens te laten verwerken in de signalerings-module behorende bij Woningnet waardoor [appellante] gedurende 5 jaar na het einde van de huurovereenkomst met De Huismeesters geen woning toegewezen kan krijgen;
- de corporatie/de werkgroep Bijzondere Doelgroepen die toepassing wil geven aan de hardheidsclausule, neergelegd in het Protocol Tweedekansbeleid.