Uitspraak
1.Maatschap Huzen,
Maatschap Huzen,
[appellant2],
[appellante3],
Huzen,
MTH,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
- 2007 voor 15,29 hectare, waarvan 8,16 hectare voor korrelmais en 7,13 hectare als grasland;
- 2008 voor 4 hectare als grasland;
- 2009 voor 3,99 hectare als grasland;
- 2010 voor 15,58 hectare, waarvan 10,45 hectare voor snijmais en 5,13 hectare als grasland;
- 2011 voor 15,63 hectare, waarvan 9,65 hectare voor de teelt van (poot)aardappelen en 5,98 hectare als grasland.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
grief Iaangevoerd dat de door de rechtbank aangelegde maatstaf, te weten dat een beroepsbeoefenaar zoals in dit geval een accountant ten opzichte van zijn cliënt de zorgvuldigheid in acht moet nemen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht, onvoldoende precies is en dat daarbij betrokken moet worden dat het gaat om een accountant die zich profileert als klantadviseur en ‘agro adviseur’. De grief faalt omdat het miskent dat de rechtbank daarbij - terecht - tot uitgangspunt heeft genomen dat de omstandigheden van het geval bepalen of de accountant de in artikel 7:401 BW bedoelde zorg van een goed opdrachtnemer in acht heeft genomen. In dat verband kan onder meer relevant zijn met welke deskundigheid de beroepsbeoefenaar zich bij de opdrachtgever heeft neergezet, evenals andere aspecten, zoals bijvoorbeeld die genoemd door de rechtbank. Een afzonderlijke norm als bepleit, is daarmee niet aan de orde.
grief IIIvoert Huzen aan dat MTH heeft nagelaten te adviseren over de in 2010 en 2011 onbenutte toeslagrechten en dat MTH haar zorgplicht tegenover Huzen heeft geschonden, in welk verband Huzen bedragen in hoofdsom van € 19.406,31 en € 5.578,52 heeft gevorderd.
grief IVis opgekomen. Ook deze grief is vergeefs voorgesteld.