Uitspraak
appellant,
in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna te noemen: [appellant] ,
1.Maatschap Van der Veen & Kromhout,
2. Fermate B.V.,
3. Oosterbrink Werk B.V.,
4. Debergwerk B.V.,
5. De Flearbosk B.V.,
6. Strator B.V.,
7. Tax Rules B.V.,
in eerste aanleg gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen Van der Veen & Kromhout c.s.,
1.Het geding in hoger beroep
8 januari 2019 een comparitie van partijen gehouden. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken. Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd en heeft het hof arrest bepaald op het comparitiedossier, aangevuld met het proces-verbaal.
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beoordeling in eerste aanleg
4.Eiswijziging
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
12 augustus 2016 is weliswaar gebleken dat het etiketteren van huurrechten als ondernemingsvermogen een mogelijkheid was, maar gebleken is dat dit geen staande praktijk waszodat niet aangenomen kan worden dat er sprake is van een beroepsfout aan de zijde van Van der Veen & Kromhout c.s. Dit leidt er toe dat grief II en grief III in zoverre falen. Gelet op deze conclusie kan het geschil tussen partijen of [appellant] voldeed aan de voorwaarden van de fiscale regeling, onder andere inhoudende dat hij 10% of meer van zijn huurwoning gebruikte ten behoeve van zijn onderneming, onbesproken blijven.
6.De slotsom
€ 1.390,-(twee punten à € 695 per punt)