Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 1 juli 2019;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met productie(s);
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep;
- een journaalbericht van mr. Jansen van 8 augustus 2019 met productie(s);
- een journaalbericht namens mr. Toxopeus van 26 februari 2020 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Jansen van 2 maart 2020 met productie(s).
3.De feiten
4.Het geschil
5.De overwegingen voor de beslissing
Art. 3:169 BW heeft mede tot strekking de deelgenoot die een tot een gemeenschap behorend goed met uitsluiting van andere deelgenoten gebruikt, te verplichten de deelgenoot die aldus niet het gebruik en genot heeft waarop hij uit hoofde van zijn hoedanigheid van deelgenoot recht heeft, schadeloos te stellen, bijvoorbeeld door het betalen van een gebruiksvergoeding. Hierbij dienen de redelijkheid en billijkheid, die de rechtsbetrekkingen tussen de deelgenoten in de gemeenschap ingevolge art. 3:166 lid 3 BW beheersen, tot maatstaf. Hierin ligt
De overwaarde van de woning bedraagt € 334.500,- minus de hypotheekschuld van € 250.000,- is € 84.500,-. De helft daarvan bedraag € 42.250,- maal 2,5% is € 1.056,25. De door de man te betalen vergoeding komt daarmee op € 88,- per maand. Het hof acht het op grond van de hiervoor geschetste omstandigheden redelijk deze vergoeding toe te kennen over de periode 1 januari 2017 tot 9 januari 2020. Dat partijen een gedeelte van deze periode nog waren gehuwd doet hieraan niet af. In oktober 2016 zijn er immers voorlopige voorzieningen getroffen, waardoor partijen vanaf dat moment ieder voor hun eigen financiële huishouding verantwoordelijk waren, en er in die zin - in tegenstelling tot hetgeen de man heeft betoogd - geen sprake meer was van een fourneerplicht.