Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan
Belastingcentrum Tribuut te Epe(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die de waarde van de onroerende zaak aan de heffingsambtenaar had bevestigd. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning aan de [a-straat] 17 te [Z] vastgesteld op € 333.000 per waardepeildatum 1 januari 2017. Belanghebbende betwistte deze waarde en stelde een lagere waarde van € 317.000 voor, met een subsidiaire waarde van € 324.000. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 25 februari 2020 werd het geschil besproken. De heffingsambtenaar onderbouwde zijn waarde met een taxatierapport, maar het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde correct was. Het Hof wees op een arrest van de Hoge Raad dat stelt dat de verkoopprijs van vergelijkingsobjecten niet zonder meer de waarde op de peildatum weerspiegelt. Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar niet kon aantonen dat de kwaliteit van de onroerende zaak hoger was dan gemiddeld, en dat de vastgestelde waarde niet kon worden gehandhaafd.
Uiteindelijk oordeelde het Hof dat de waarde van de woning moest worden vastgesteld op € 317.000, en vernietigde het de eerdere uitspraken van de rechtbank en de heffingsambtenaar. Tevens werden de proceskosten van belanghebbende vastgesteld op € 2.750,26. De uitspraak werd gedaan door de tweede meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 maart 2020.