In deze zaak gaat het om het hoger beroep van 24CARE Holding B.V. tegen de faillietverklaring door de rechtbank Midden-Nederland op 4 februari 2020. De rechtbank had 24CARE Holding in staat van faillissement verklaard op verzoek van de Ontvanger van de Belastingdienst, die een vordering had van € 201.932,- wegens onbetaalde vennootschapsbelasting. 24CARE Holding betwistte de faillietverklaring en voerde aan dat zij niet in de toestand verkeert van te hebben opgehouden te betalen, en dat er geen pluraliteit van schuldeisers zou zijn. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 maart 2020 heeft het hof kennisgenomen van de argumenten van beide partijen. 24CARE Holding stelde dat zij op korte termijn financiële middelen zou ontvangen van een derde partij, maar het hof oordeelde dat de onzekerheid over deze injectie niet volstond om aan te tonen dat de onderneming in staat was haar schulden te voldoen. Het hof concludeerde dat 24CARE Holding haar schuldeisers onbetaald liet en dat er nog steeds voldaan was aan het pluraliteitsvereiste, omdat er naast de schuld aan de Ontvanger ook drie andere schulden aan groepsvennootschappen bestonden. Het hof bekrachtigde uiteindelijk het vonnis van de rechtbank en verklaarde dat 24CARE Holding in de toestand verkeert van te hebben opgehouden te betalen.