Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellante1] ,
[appellant2],
[appellante1] als wettelijk vertegenwoordigster van [appellante3],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“… ernstige slaapproblemen, piekeren, schuldgevoelens, herbelevingen aan de keren dat het bij haar thuis gebeurd zou zijn, angst en paniek en hyperalertheid. De klachten passen bij het beeld van een posttraumatische stressstoornis.”Na zes gesprekken en EMDR behandeling waren de posttraumatische stressklachten sterk verminderd.
“Echter in ons laatste gesprek op 27-03-2014 vertelde ze die nacht geen oog dicht gedaan te hebben nadat ze had gehoord dat de dader in hoger beroep was gegaan (…), wat o.a. betekent dat hij weer in hun straat mag komen. Haar huidige klachten lijken niet meer te kunnen worden toegeschreven worden aan PTSS, maar lijken te maken te hebben met de onzekerheid over wat komen gaat, als de dader binnenkort vrij komt.”
“Waar wij onze stinkende best deden om de kinderen een veilige thuishaven te geven, heeft [de buurman] deze herhaaldelijk om zeep geholpen. Nadat [het meisje] haar belofte verbroken had, kregen wij van een onbezonnen spontaan kind, een meisje die in angst leefde. Angst om teruggepakt te worden. Als ouders gaat je dat door merg en been. (…) Wij als ouders zijn ook gekwetst en teleurgesteld, ons vertrouwen in de medemens heeft een knauw gehad, want wat hebben wij ernaast gezeten toen we “onze buurtopa” vertrouwden en in ons leven toelieten! Wij zullen nooit meer iemand voor de 100% vertrouwen, en weet u hoeveel energie het kost om bij iedereen die je ontmoet te moeten aftasten, is dit een goeie?”.
““Verraad”. Dit woord geeft volgens ons het beste weer hoe we ons voelen.”en
“Wij zijn voor het leven getekend, zijn niet in staat geweest onze kinderen te beschermen, [het meisje] in het bijzonder, maar ook de ander 4 kinderen zullen samen met ons moeten leren leven met het feit dat er misbruik is gemaakt van ons vertrouwen”.
“Hieruit blijkt dat de bedragen zoals gevorderd in eerste aanleg juist zijn en niet de door de rechtbank toegekende c.q. begrote bedragen”aldus appellanten in de memorie van grieven.
“Zoals ook in de inleidende dagvaarding in eerste aanleg is aangegeven onder punt 9 en 10 is het nog steeds zodat de schadevergoeding voor [het meisje], zowel materieel als immaterieel, de tot nu toe geleden schade van [het meisje] betreft. [De moeder] wil op dat punt als wettelijk vertegenwoordiger geen finale kwijting afspreken voor [het meisje] schade daar [het meisje] hierover zelf moet kunnen beslissen indien zij meerderjarig is. Vandaar duidelijkheidshalve de onder a verzochte vordering in het petitum.”Met deze toelichting hebben appellanten onvoldoende feitelijke aanknopingspunten gegeven om te kunnen concluderen dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is gemaakt. Dit betekent dat deze deelvordering zal worden afgewezen.
4.De slotsom
€ 318,--