Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
Geschil
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] bv tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan de [a-straat 1] te [A], is vastgesteld door de heffingsambtenaar op € 774.000 voor het jaar 2017. De heffingsambtenaar heeft deze waarde bepaald op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en heeft de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) aan belanghebbende opgelegd. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar de heffingsambtenaar heeft de beschikking en de aanslag gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de zitting op 30 januari 2020 heeft belanghebbende betoogd dat de waarde te hoog is vastgesteld en heeft zij verschillende beroepsgronden aangevoerd, waaronder het gebruik van een onjuist archetype door de heffingsambtenaar en het niet toepassen van een correctie vanwege de grootte van de onroerende zaak. De heffingsambtenaar heeft de waarde verdedigd met een taxatierapport en heeft gesteld dat de onroerende zaak als afzonderlijk WOZ-object moet worden gewaardeerd.
Het hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. Het hof heeft vastgesteld dat de onroerende zaak een licht hellend dak heeft en dat de heffingsambtenaar terecht aansluiting heeft gezocht bij de kengetallen van het archetype O126BY12. Het hof heeft de beroepsgronden van belanghebbende verworpen en het hoger beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er zijn geen kosten of griffierechten toegewezen.