ECLI:NL:GHARL:2020:1071

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
11 februari 2020
Zaaknummer
TBS P19/0327
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van het bevel tot voorlopige verpleging van overheidswege in een TBS-zaak met recidivegevaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 10 september 2019. De rechtbank had de vordering van de officier van justitie tot verpleging van overheidswege afgewezen en het bevel tot voorlopige verpleging vernietigd. Het hof oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld, omdat de wet geen expliciete regeling biedt voor de duur of het einde van een bevel tot voorlopige verpleging. Het hof stelt vast dat het bevel pas eindigt wanneer er onherroepelijk op de onderliggende vordering van de officier van justitie is beslist. Dit is in lijn met de doelstellingen van de terbeschikkingstelling, die de veiligheid van anderen en de maatschappij vooropstelt.

De terbeschikkinggestelde, geboren in 1977 en verblijvende in een detentiecentrum, heeft zich niet gehouden aan de opgelegde voorwaarden. Er zijn meerdere incidenten geweest, waaronder middelengebruik en ontwrichtend gedrag. De reclassering heeft haar vertrouwen in de terbeschikkingstelling met voorwaarden herzien, gezien de recente ontwikkelingen. Het openbaar ministerie heeft zich zorgen gemaakt over het recidiverisico en heeft het hof verzocht de beslissing van de rechtbank te vernietigen.

De verdediging van de terbeschikkinggestelde pleitte voor continuering van de terbeschikkingstelling met voorwaarden, maar het hof oordeelt dat de veiligheid van anderen de verpleging van overheidswege eist. Het hof vernietigt de beslissing van de rechtbank en beveelt dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, gezien het hoge recidivegevaar en de niet-naleving van de voorwaarden.

Uitspraak

TBS P19/0327
Beslissing d.d. 30 januari 2020
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1977] ,
verblijvende in [detentieadres] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank ‘s-Gravenhage van
10 september 2019, houdende afwijzing van de vordering van de officier van justitie dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, vernietiging van het door de rechter-commissaris gegeven bevel tot voorlopige verpleging en toewijzing van de subsidiaire vordering van de officier van justitie tot wijziging van de gestelde voorwaarden.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarbij op:
- de processen-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de appelmemorie van de officier van justitie van 1 oktober 2019;
- de aanvullende informatie van Verslavingsreclassering Geestelijke Gezondheidszorg
(hierna: GGZ)Vincent van Gogh te Roermond van 10 januari 2020;
- de pleitaantekeningen van de raadsvrouw van de terbeschikkinggestelde, ter zitting aan het hof overgelegd.
Het hof heeft ter zitting van 16 januari 2020 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. W.E.R. Geurts, advocaat te Utrecht, en de advocaat-generaal
mr. R. Segerink.
Voorts is ter zitting als deskundige gehoord [deskundige] , reclasseringswerker bij Verslavingsreclassering GGZ Vincent van Gogh te Roermond.

Overwegingen:

Het advies van de deskundige [deskundige] , reclasseringsmedewerker
De terbeschikkinggestelde heeft zich niet gehouden aan de opgelegde voorwaarden. Hij heeft vaak positief gescoord bij urinecontroles, ook voor cocaïnegebruik, en er is sprake geweest van ontwrichtend gedrag. Hierdoor zijn aan de terbeschikkinggestelde diverse disciplinaire maatregelen opgelegd. Bij een medewerker van Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) [FPA] heeft hij tot tweemaal toe zijn handen om haar hals gelegd en gevraagd wat zij zou doen als zij gewurgd werd. Gelet op de ontwikkelingen is de reclassering nu minder positief over voortzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden dan ten tijde van de behandeling in eerste aanleg. In september 2019 kwam er voor de terbeschikkinggestelde een plaats vrij in Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) De Woenselse Poort, maar vanwege het ingestelde hoger beroep ging die plaatsing niet door. Niet bekend is of er over twee weken nog een plaats voor hem beschikbaar zal zijn in die kliniek. Indien het hof de terbeschikkingstelling met voorwaarden voortzet, zal er in afwachting van een plaatsing in De Woenselse Poort met het oog op het hoge risico een crisisplaatsing worden geregeld. Aanvankelijk wilde de reclassering nog bezien of aanpassing van de voorwaarden voldoende zou zijn, maar wij zijn daar gelet op de ontwikkelingen op teruggekomen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het appel van het openbaar ministerie richt zich tegen de afwijzing van de vordering van de officier van justitie tot omzetting in een verpleging van overheidswege en tegen de vernietiging van het bevel tot voorlopige verpleging. Zoals het hof reeds eerder heeft beslist, loopt de voorlopige verpleging door tot het moment waarop onherroepelijk op de vordering van de officier van justitie is beslist. De rechtbank heeft geoordeeld dat omzetting niet noodzakelijk is omdat FPK De Woenselse Poort nog voldoende behandelperspectief zou bieden. Het openbaar ministerie maakt zich echter zorgen of het recidiverisico van de terbeschikkinggestelde binnen deze FPK voldoende kan worden beheerst. Sinds de behandeling in eerste aanleg zijn er veel incidenten geweest. Door middelengebruik en contact op te nemen met de slachtoffers, heeft hij de voorwaarden overtreden. De risico’s zijn te groot om de terbeschikkingstelling met voorwaarden te laten voortduren. Het hof in ’s-Gravenhage heeft destijds bij de oplegging van de maatregel, gelet op de constructieve houding van de terbeschikkinggestelde, mogelijkheden gezien om anders dan de rechtbank een terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. Gezien het aantal incidenten en het ontwrichtende gedrag van de terbeschikkinggestelde, is dit ijdele hoop gebleken. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beslissing van de rechtbank. De terbeschikkinggestelde dient alsnog van overheidswege te worden verpleegd, zowel wat betreft de afwijzing van de vordering als wat betreft de vernietiging van het bevel tot voorlopige verpleging kan de beslissing van de rechtbank niet in stand blijven.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw
De verdediging kan zich vinden in de beslissing van de rechtbank om de terbeschikkingstelling met voorwaarden te continueren. De terbeschikkinggestelde heeft steeds meegewerkt, goede rapporten gehad en geen strafbare feiten gepleegd. Er is geen sprake van recidivegevaar. Hij is transparant geweest over waar hij zich bevond en de gevolgde therapieën zijn goed verlopen. Dat hij een medewerker van de FPA met de handen om de hals heeft gepakt, is een onjuiste weergave van de feiten. Er is geen bewijs voor en de medewerker heeft geen aangifte tegen hem gedaan. Hij wilde zijn kinderen zien en heeft eerst getracht om via zijn advocaat of de reclassering met zijn ex-vrouw in contact te komen voor een afspraak. Dit lukte niet en daarom zag hij geen andere mogelijkheid dan zijn ex-vrouw en een vriendin van haar rechtstreeks te benaderen.
Gelet op zijn persoonlijkheid was de plaatsing in FPA [FPA] geen goede keuze. Deze instelling, die voornamelijk gericht is op een wat zwakkere populatie, is niet de juiste plek voor hem geweest. Frustrerend is ook dat de terbeschikkinggestelde nu al bijna acht maanden in het detentiecentrum verblijft zonder enige behandeling en dat er mogelijk geen plek beschikbaar is in FPK De Woenselse Poort. Het openbaar ministerie heeft zelf in november 2018 de keuze gemaakt om hem daar niet te plaatsen. Dat er daar nu of op korte termijn geen plek beschikbaar zou zijn, dient dan ook voor rekening van het openbaar ministerie te komen. Dat de terbeschikkinggestelde binnen het detentiecentrum positief heeft gescoord op verdovende middelen, is enigszins begrijpelijk gelet op de voor hem onduidelijke situatie. In ieder geval hebben zich daar geen problemen voorgedaan. Dit lijkt ook aan te tonen dat hij op een afdeling waar hij beter op zijn plaats is, en dus niet binnen een zwakke patiëntengroep, goed functioneert en er voldoende behandelperspectief is in de setting van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. De raadsvrouw heeft het hof verzocht de beslissing van de rechtbank te bevestigen.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen omdat het tot een andere beslissing komt.
Vernietiging van het bevel tot voorlopige verpleging
De maatregel van terbeschikkingstelling kan worden opgelegd en verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist. Beveiliging van de maatschappij is daarmee een van de doelen van de maatregel. De bevoegdheid om op grond van artikel 509i van het Wetboek van Strafvordering, thans artikel 6.6.11 van het Wetboek van Strafvordering, de voorlopige verpleging van de terbeschikkinggestelde te bevelen moet in dat licht worden gezien. De wet geeft geen uitdrukkelijke regeling met betrekking tot de duur of het einde van een bevel tot voorlopige verpleging en bevat ook geen bevoegdheid tot opheffing van het bevel. Het systeem van de regeling van de terbeschikkingstelling en het hiervoor genoemde doel van die maatregel brengen echter met zich mee dat het bevel eerst - van rechtswege - eindigt zodra onherroepelijk op de onderliggende vordering van de officier van justitie is beslist. Een andere uitleg zou afbreuk doen aan genoemd doel van de maatregel (vgl. ECLI:NL:GHARL:2016:6791 en ECLI:NL:GHARL:2019:1854). De rechtbank heeft derhalve ten onrechte het bevel tot voorlopige verpleging vernietigd.
Indexdelicten
Bij arrest van 30 mei 2018 heeft het gerechtshof ’s-Gravenhage aan de terbeschikkinggestelde de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd voor mishandeling, begaan tegen zijn kind en tegen zijn levensgezel. Dit zijn misdrijven die gericht zijn tegen en/of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
Stoornis en recidivegevaar
De terbeschikkinggestelde is gediagnostiseerd met afhankelijkheid van cannabis, misbruik van alcohol, misbruik van amfetamine, zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis NAO met paranoïde, antisociale, narcistische en borderline trekken. Het recidiverisico binnen een setting zonder passende behandeling, toezicht en controle is hoog.
Omzetting
Ingevolge artikel 38c van het Wetboek van Strafrecht, thans artikel 6.6.10, eerste lid onder e, van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter, op vordering van het openbaar ministerie, bevelen dat een terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd indien een gestelde voorwaarde niet wordt nageleefd of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dat eist.
Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen stelt het hof - evenals de rechtbank - vast dat de terbeschikkinggestelde essentiële voorwaarden niet heeft nageleefd. De terbeschikkinggestelde heeft zich niet gehouden aan de voorwaarden dat hij zich klinisch laat behandelen, dat hij zich houdt aan de aanwijzingen en huisregels van de kliniek en dat hij niet op eigen initiatief contact zal opnemen met slachtoffers.
Verder blijkt uit de Pro Justitia rapportage van 20 mei 2019, het advies van Verslavingsreclassering GGZ Vincent van Gogh van 7 juni 2019 en uit de aanvullende informatie van 10 januari 2020 dat de risicofactoren die voortkomen uit de persoonlijkheidsproblematiek en het middelengebruik van de terbeschikkinggestelde, nog altijd op de voorgrond staan. De terbeschikkinggestelde is niet gemotiveerd om te stoppen met het gebruik van cannabis en lijkt geen probleembesef te hebben ten aanzien van het overtreden van de voorwaarden. Hij laat keer op keer grensoverschrijdend gedrag zien, waaronder het doelgericht inzetten van bepaald gedrag voor eigen gewin. Gebleken is dat er intensieve ondersteuning nodig is om risicovol gedrag te voorkomen en dat dit niet slaagt binnen het huidige kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De gedragsdeskundigen van het Pieter Baan Centrum hebben in 2016 terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege geadviseerd. De rechtbank heeft dit advies overgenomen. Het gerechtshof heeft echter terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd omdat twee andere gedragskundigen en de reclassering daartoe mogelijkheden zagen als gevolg van het feit dat de terbeschikkinggestelde, anders dan in eerste aanleg, had meegewerkt aan het gedragskundig onderzoek, zich bereid had verklaard en gemotiveerd had getoond om mee te werken aan zijn behandeling en zich te houden aan de op te leggen voorwaarden. Daarmee heeft het gerechtshof de terbeschikkinggestelde destijds een kans gegeven die hij niet, althans onvoldoende heeft gegrepen.
Gelet hierop en in aanmerking genomen dat het hof een dwingend behandelkader -vanwege de stoornis en het hoge recidiverisico- geboden acht, is het hof anders dan de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging van overheidswege eist. Het hof zal daarom de beslissing waarvan beroep vernietigen en bevelen dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.

Beslissing

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Den Haag van 10 september 2019 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde].
Beveeltdat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Aldus gedaan door
mr. G. Mintjes als voorzitter,
mr. W.A. Holland en mr. E.A.K.G. Ruys als raadsheren,
en drs. D.M.L. Versteijnen en drs. I. van Outheusden als raden,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.G. Nijenhuis als griffier,
en op 30 januari 2020 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Mr. W.A. Holland is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.