Uitspraak
(hierna: GGZ)Vincent van Gogh te Roermond van 10 januari 2020;
mr. R. Segerink.
Overwegingen:
Beslissing
[terbeschikkinggestelde].
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 10 september 2019. De rechtbank had de vordering van de officier van justitie tot verpleging van overheidswege afgewezen en het bevel tot voorlopige verpleging vernietigd. Het hof oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld, omdat de wet geen expliciete regeling biedt voor de duur of het einde van een bevel tot voorlopige verpleging. Het hof stelt vast dat het bevel pas eindigt wanneer er onherroepelijk op de onderliggende vordering van de officier van justitie is beslist. Dit is in lijn met de doelstellingen van de terbeschikkingstelling, die de veiligheid van anderen en de maatschappij vooropstelt.
De terbeschikkinggestelde, geboren in 1977 en verblijvende in een detentiecentrum, heeft zich niet gehouden aan de opgelegde voorwaarden. Er zijn meerdere incidenten geweest, waaronder middelengebruik en ontwrichtend gedrag. De reclassering heeft haar vertrouwen in de terbeschikkingstelling met voorwaarden herzien, gezien de recente ontwikkelingen. Het openbaar ministerie heeft zich zorgen gemaakt over het recidiverisico en heeft het hof verzocht de beslissing van de rechtbank te vernietigen.
De verdediging van de terbeschikkinggestelde pleitte voor continuering van de terbeschikkingstelling met voorwaarden, maar het hof oordeelt dat de veiligheid van anderen de verpleging van overheidswege eist. Het hof vernietigt de beslissing van de rechtbank en beveelt dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, gezien het hoge recidivegevaar en de niet-naleving van de voorwaarden.