ECLI:NL:GHARL:2016:6791

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 augustus 2016
Publicatiedatum
24 augustus 2016
Zaaknummer
TBS P16/0203
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige verpleging terbeschikkingstelling en de afwijzing van de vordering tot verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 25 april 2016. De zaak betreft de terbeschikkingstelling (TBS) van een terbeschikkinggestelde, die in het kader van zijn behandeling in een forensische psychiatrische kliniek (FPC) onder voorwaarden is geplaatst. De rechtbank had de vordering van het openbaar ministerie om de terbeschikkinggestelde van overheidswege te verplegen afgewezen. Het hof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van verschillende rapporten van de reclassering en de psycholoog, die de problematiek van de terbeschikkinggestelde in kaart hebben gebracht. De terbeschikkinggestelde vertoonde antisociale trekken en had behoefte aan intensieve behandeling. Het hof oordeelde dat de afwijzing van de vordering van de officier van justitie door de rechtbank op goede gronden was gedaan en bevestigde deze beslissing, met aanvulling van de voorwaarden waaronder de terbeschikkingstelling voortgezet kan worden. Het hof benadrukte dat de beveiliging van de maatschappij een belangrijk doel is van de maatregel van terbeschikkingstelling en dat de voorlopige verpleging van de terbeschikkinggestelde pas eindigt wanneer er onherroepelijk op de onderliggende vordering is beslist. De terbeschikkinggestelde moet zich houden aan de voorwaarden die door de reclassering zijn opgesteld, waaronder het meewerken aan zijn behandeling en het onderhouden van contact met de reclassering.

Uitspraak

TBS P16/0203
Beslissing d.d. 11 augustus 2016
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1990] ,
verblijvende in [P.I. verblijfplaats]
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 25 april 2016, houdende afwijzing van de vordering dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, aanvulling van de voorwaarden, en opheffing van het bevel tot voorlopige verpleging van overheidswege met ingang van 25 april 2016.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 2 oktober 2014, waarbij de terbeschikkingstelling met voorwaarden werd opgelegd;
- een proces-verbaal van voorgeleiding van 30 maart 2016 betreffende de terbeschikkingstelling;
- het reclasseringsrapport (voortgangsverslag toezicht) van 27 november 2015, opgemaakt door [naam 1] en [naam 2] , [functie, afdeling] ;
- het reclasseringsrapport (voortgangsverslag toezicht) van 8 februari 2016, opgemaakt door [naam 1] en [naam 2] , [functie, afdeling] ;
- het reclasseringsrapport (voortgangsverslag toezicht) van 30 maart 2016,opgemaakt door [naam 1] en [naam 2] , [functie, afdeling] ;
- de vordering van de officier van justitie van 30 maart 2016;
- het bevel tot voorlopige verpleging d.d. 31 maart 2016;
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de officier van justitie van 2 mei 2016;
- het reclasseringsrapport (update voortgangsverslag toezicht) van 5 juli 2016, opgemaakt door [naam 1] en [naam 3] , [functie, afdeling] ;
- een mailbericht van de raadsman van 11 juli 2016, met als bijlagen het vonnis in kort geding van 10 juni 2016 betreffende de terbeschikkinggestelde en een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar van 20 juli 2012 (ECLI:NL:RBALK:2012:BX4007);
- de door de raadsman ter zitting overgelegde pleitnota.
Het hof heeft ter zitting van 28 juli 2016 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.E. van Zutphen, advocaat te Amsterdam, en de advocaat-generaal
mr. M.J.M van der Mark.
De advocaat-generaal heeft het hof - met instemming van de raadsman - na de zitting van 28 juli 2016 per mail meegedeeld dat de kliniek te kennen heeft gegeven dat de terbeschikkinggestelde in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden per 11 augustus 2016 in de FPC [naam FPC] geplaatst kan worden.

Overwegingen:

Het advies van de reclassering
Uit de rapporten van 27 november 2015, 8 februari 2016 en 30 maart 2016 blijkt dat de terbeschikkinggestelde getraumatiseerd is en als gevolg van zijn hechtingsproblematiek wantrouwend en onveilig in het leven staat. Ondanks dat er sprake is van gebruik van geringe hoeveelheden cannabis, kan er gezien de frequentie van het gebruik gesproken worden van cannabismisbruik, thans onder toezicht in volledige remissie. Als gevolg van de affectieve en pedagogische verwaarlozing in zijn jeugd, is er een scheefgroei in de persoonlijkheidsontwikkeling ontstaan die bij de terbeschikkinggestelde dusdanige vormen heeft aangenomen dat er inmiddels gesproken kan worden van een antisociale persoonlijkheidsstoornis die zich vooral kenmerkt door antisociale trekken. Daarnaast is er sprake van een laag-gemiddeld intelligentie niveau/zwakbegaafdheid. De terbeschikkinggestelde krijgt een behandeling gericht op probleeminzicht en copingvaardigheden. Hij leert wat zijn valkuilen zijn om vervolgens daar in de toekomst beter op te kunnen inspelen en om hem te helpen andere keuzes dan in het verleden te maken. Hij volgt zijn behandelingen intensief en zet zich, na een korte impasse, weer volledig in. Op 8 maart 2016 is de terbeschikkinggestelde naar de afdeling [afdeling] van [naam FPC] overgeplaatst. Naar aanleiding van de verdenking van een strafbaar feit is het onbegeleid verlof ingetrokken.
Het aanvullend advies van de reclassering van 5 juli 2016
Uit de aanvullende informatie van de reclassering komt naar voren dat er geen inschatting van het recidiverisico gegeven kan worden omdat er geen recente risicotaxatie van de terbeschikkinggestelde is afgenomen. De terbeschikkinggestelde heeft aangegeven dat hij zijn medewerking gaat verlenen en inzage gaat geven op het gebied van financiën, dagbesteding en relaties. Daarnaast wil hij geholpen worden met het vinden en behouden van werk. De reclassering ziet nog mogelijkheden om het traject van de terbeschikkingstelling met voorwaarden voort te zetten en heeft daarbij aanvullende voorwaarden geformuleerd. De terbeschikkinggestelde kan zich hier in vinden en geeft opnieuw aan dat hij in de toekomst openheid wil geven met betrekking tot de verschillende leefgebieden.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
Ten aanzien van het bevel opheffing tot voorlopig verpleging van overheidswege lijkt er geen wettelijke regeling te zijn en in de praktijk is er behoefte aan een uitspraak van de penitentiaire kamer van het hof. De toegezonden uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 juni 2016 van de rechtbank Midden-Nederland en die van de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar van 20 juli 2012 staan haaks op elkaar. De terbeschikkinggestelde zit op basis van het voorlopig bevel van de rechter-commissaris van 31 maart 2016 nog altijd gedetineerd in het huis van bewaring te [plaats] . De namens hem ingediende vordering in kort geding tot onmiddellijke terugplaatsing naar [naam FPC] is afgewezen. Hij zit thans dus al bijna vier maanden in het huis van bewaring. De raadsman stelt zich op het standpunt dat de rechter-commissaris een voorlopig oordeel geeft en de rechtbank een definitief oordeel. Dit betekent dat de terbeschikkinggestelde sinds de uitspraak van de rechtbank op vrije voeten had moeten worden gesteld, hetgeen niet is gebeurd. De uitspraak van de rechtbank op dit punt dient te worden bevestigd.
De terbeschikkinggestelde wil de terbeschikkingstelling met voorwaarden voortzetten en zo snel mogelijk zijn behandeling in [naam FPC] ( [afdeling] ) hervatten. Blijkens het reclasseringsrapport van 5 juli 2016 doet hij het goed in het huis van bewaring. Hij gedraagt zich rustig en er hebben zich tot nu toe geen bijzonderheden of ongeregeldheden voorgedaan. Sinds maart 2015 werd de terbeschikkinggestelde in [naam FPC] behandeld. De start is moeizaam geweest omdat er tijd nodig was om het vertrouwen van hem te winnen. Uit de stukken volgt dat de behandeling goed verliep. Tijdens de zitting van de rechtbank op 8 april 2016 is dit bevestigd door de GZ-psycholoog van de kliniek, mevrouw [GZ-psycholoog] . Thans wordt hij verdacht van een strafbaar feit. Bij de politie heeft hij hierover volledige openheid van zaken gegeven en hij heeft er veel spijt van. Van de terbeschikkinggestelde was al bekend dat er bij hem sprake is van een hoog recidiverisico en vermoedelijk een langdurige behandeling. Meer in het bijzonder dat de terbeschikkinggestelde over onvoldoende copingstrategieën beschikt om stress en spanning op een adequate manier het hoofd te bieden en zijn agressie blijft uitageren. Een langdurige, intensieve klinische behandeling in een forensisch psychiatrische instelling met een hoog beveiligingsrisico is noodzakelijk om de ernst van de aanwezige psychopathologie te kunnen behandelen en de maatschappij te beschermen. De beschreven pathologie verhoogt zijn actiebereidheid, controleverlies treedt sneller op en één en ander kan leiden tot impulsieve agressie. Het feit waarvan hij wordt verdacht, past in die problematiek. Achteraf had hij anders moeten handelen. Hij heeft dat ook meteen ingezien. Mevrouw [GZ-psycholoog] heeft ook te kennen gegeven dat verdere behandeling in de setting van [naam FPC] veilig en zinvol is en dat het onderhavige delict in die behandeling wordt meegenomen. Hij zou wat haar betreft weer in [afdeling] kunnen terugkeren. Daarnaast ziet de reclassering nog mogelijkheden om de terbeschikkingstelling met voorwaarden voort te zetten. De raadsman heeft verzocht de beslissing waarvan beroep te bevestigen onder de voorwaarden zoals die door de rechtbank bij beschikking van 25 april 2016 zijn vastgesteld, eventueel met wijziging van die voorwaarden als zou blijken dat de terbeschikkinggestelde niet terug kan keren naar [naam FPC] .
Het standpunt van het openbaar ministerie
Gelet op de nadere informatie van de reclassering en het beeld dat de terbeschikkinggestelde ter zitting laat zien, heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank inhoudende afwijzing van de vordering van de officier van justitie. De terbeschikkingstelling met voorwaarden is nog maar kort van start gegaan. De terbeschikkinggestelde dient een tweede kans te krijgen onder de voorwaarden zoals die door de rechtbank zijn vastgesteld en de aanvullende voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geformuleerd. Telefonisch navraag bij de Divisie Individuele Zaken van het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft geleerd dat de terbeschikkinggestelde binnen nu en veertien dagen weer in [naam FPC] kan worden geplaatst. Een exacte datum zou na afloop van de zitting nog aan het hof en de raadsman kunnen worden doorgegeven.
De advocaat-generaal heeft voorts aangegeven dat het goed zou zijn als het hof zich uitlaat over de kwestie rond de opheffing van het bevel tot voorlopige verpleging.
Het oordeel van het hof
Voorwaardelijke beëindiging
Het hof is van oordeel dat de rechtbank zover haar beslissing betreft de afwijzing van de omzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden in een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom dient de beslissing waarvan beroep - zij het met aanvulling van de voorwaarden - in zoverre te worden bevestigd. Het hof neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking dat blijkens de rapportage van de reclassering van 5 juli 2016 zij mogelijkheden ziet voor voortzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden. Bovendien heeft de kliniek laten weten dat de terbeschikkinggestelde in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden per 11 augustus 2016 in FPC [naam FPC] geplaatst kan worden.
Het hof acht daarom, gelet op het standpunt van de advocaat-generaal en de terbeschikkinggestelde, voortzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden verantwoord, onder de voorwaarden zoals opgenomen in de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 25 april 2016 en met aanvulling van de na te noemen voorwaarden, met welke voorwaarden de terbeschikkinggestelde ter zitting van het hof heeft ingestemd.
Bevel tot voorlopige verpleging van overheidswege
De rechter-commissaris heeft op de vordering van de officier van justitie op 31 maart 2016 op de voet van artikel 509i van het Wetboek van Strafvordering de voorlopige verpleging van overheidswege bevolen. De rechtbank heeft in de beslissing waarvan beroep de vordering van de officier van justitie dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege wordt verpleegd afgewezen, en om die reden tevens het door de rechter-commissaris gegeven bevel tot voorlopige verpleging opgeheven. De officier van justitie is ook tegen laatstgenoemde beslissing in hoger beroep gekomen. Hij heeft gesteld dat de beslissing tot voorlopige verpleging dadelijk uitvoerbaar is, dat tegen die beslissing geen rechtsmiddel open staat, en dat die beslissing blijft gelden totdat onherroepelijk op de vordering tot omzetting is beslist.
De maatregel van terbeschikkingstelling kan worden opgelegd en verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist. Beveiliging van de maatschappij is daarmee een van de doelen van de maatregel. De bevoegdheid om op grond van artikel 509i van het Wetboek van Strafvordering de voorlopige verpleging van de terbeschikkinggestelde te bevelen moet in dat licht worden gezien. De wet geeft geen uitdrukkelijke regeling met betrekking tot de duur of het einde van een bevel tot voorlopige verpleging en bevat ook geen bevoegdheid tot opheffing van het bevel. Het systeem van de regeling van de terbeschikkingstelling en het hiervoor genoemde doel van die maatregel brengen echter met zich mee dat het bevel eerst - van rechtswege - eindigt zodra onherroepelijk op de onderliggende vordering van de officier van justitie is beslist. Een andere uitleg zou afbreuk doen aan genoemd doel van de maatregel.
Het hof zal daarom de beslissing waarvan beroep voor zover deze betreft de opheffing van het bevel tot voorlopige van de verpleging van overheidswege vernietigen.

Beslissing

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 25 april 2016 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde]voor zover deze betreft de opheffing van het bevel tot voorlopige verpleging van overheidswege.
Bevestigtdie beslissing voor zover deze betreft de afwijzing van de vordering van de officier van justitie dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, en de aanvulling van de opgelegde voorwaarden.
Vultde aan de terbeschikkinggestelde opgelegde voorwaarden
nader aanzodat deze voorwaarden als volgt komen te luiden dat:
Algemene voorwaarden
de terbeschikkinggestelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
de terbeschikkinggestelde zich niet schuldig mag maken aan een strafbaar feit;
de terbeschikkinggestelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Bijzondere voorwaarden
4. de terbeschikkinggestelde zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering en contact onderhoudt met de reclassering in een door de reclassering te bepalen frequentie;
5. de terbeschikkinggestelde zich begeleidbaar opstelt en toestemming geeft aan de reclassering om met relevante personen en instanties informatie uit te wisselen, zoals [naam FPC] , (of een soortgelijke instelling), familie en sociale contacten;
6. de terbeschikkinggestelde vanaf 11 augustus 2016 verblijft in FPC [naam FPC] of een soortgelijke forensische instelling, zolang de reclassering dat nodig acht, en zich conformeert aan het behandelplan, waaronder begrepen het dagprogramma, het vrijhedenbeleid en de huis- en gedragsregels;
7. de terbeschikkinggestelde meewerkt aan een resocialisatie- en nazorgtraject, ook als dat inhoudt een ambulant forensische behandeling of wonen in een beschermende forensische woonvoorziening;
8. de terbeschikkinggestelde op een adres woont na overleg met en met instemming van de reclassering en niet verhuist zonder overleg met en instemming van de reclassering;
9. de terbeschikkinggestelde geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle hierop;
10. de terbeschikkinggestelde zorgdraagt voor actuele contactgegevens en altijd bereikbaar is voor de kliniek, de reclassering en de eventuele woonvoorziening;
11. de terbeschikkinggestelde toestemming geeft aan de reclassering en zijn behandelaars/begeleiders om relevante referenten te raadplegen en contact te houden met personen/instanties die deel uitmaken van zijn netwerk;
12. de terbeschikkinggestelde openheid betracht ten aanzien van en inzicht geeft in zijn financiële situatie, sociale contacten en relaties en het bespreken hiervan met het behandelteam, van de kliniek, de reclassering en de woonvoorziening zal accepteren. De terbeschikkinggestelde verstrekt gevraagd en ongevraagd de benodigde informatie over zijn financiën aan de reclassering of aan door de reclassering aan te wijzen personen/instanties;
13. de terbeschikkinggestelde meewerkt aan een time-out plaatsing in FPC [naam FPC] of een andere soortgelijke instelling. Deze time-out duurt in ieder geval zolang als nodig is om de terbeschikkinggestelde op verantwoorde en veilige wijze terug te laten keren naar de omstandigheden voorafgaand aan de time-out, maar maximaal zeven weken. Deze periode kan eenmaal met zeven weken worden verlengd.
Draagtaan Reclassering Nederland op de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Aldus gedaan door
mr. E.A.K.G. Ruys als voorzitter,
mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. J.M.J. Denie als raadsheren,
en dr. W. van Kordelaar en dr. I. Troost als raden,
in tegenwoordigheid van B. Moorlag als griffier,
en op 11 augustus 2016 in het openbaar uitgesproken.
Mr. J.M.J. Denie en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.