Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
- het bepalen van de straf ex artikel 423 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering ten aanzien van feit 2B en feit 4 op een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en
- veroordeling van verdachte voor het onder 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Omvang van het beroep
De tenlastelegging
Overweging met betrekking tot het bewijs
a) Was er sprake van een organisatie als bedoeld in artikel 11a Opiumwet (oud)?
b) Had deze organisatie als oogmerk het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet (oud)?
c) Kan het handelen van verdachte worden aangemerkt als deelneming aan deze organisatie?
a. Criminele organisatie en b. oogmerk tot het plegen van misdrijvenHet hof is van oordeel dat uit de opgenomen bewijsmiddelen naar voren komt dat tussen diverse verdachten sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, in die zin dat de organisatie zich bezig hield met de handel in (soft)drugs en grote hoeveelheid hennep aanwezig had.
De verdachte heeft ter zitting van het hof op 27 november 2020 verklaard dat als het in de gespreken gaat over “Jood” het gaat over mensen van het Joodse volk. Als er wordt gesproken over schoenen of Afghaanse broeken gaat het volgens verdachte over gebedskleding. Die verklaring acht het hof volstrekt ongeloofwaardig gelet op de overige inhoud van de gesprekken waarin het woord Jood wordt gebruikt. In die gesprekken gaat het onder andere over goed spul, of het Joodse beschikbaar is of niet, Joodse spullen, Joods is nu wel binnen en of die Jood moet worden gebracht of niet.
Bewezenverklaring
Bewijs
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf en/of maatregel
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.