Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)
[Z](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van bezwaren van belanghebbende, een zelfstandig osteopaat, tegen de voldoening van omzetbelasting voor de tijdvakken van het derde en vierde kwartaal van 2013 en het eerste, tweede en derde kwartaal van 2014. Belanghebbende had omzetbelasting op aangifte voldaan, maar de inspecteur verklaarde de bezwaren niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De rechtbank had de bezwaren van belanghebbende gegrond verklaard, maar de inspecteur ging in hoger beroep.
Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet tijdig bezwaar had gemaakt en dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De gemachtigde van belanghebbende had in eerdere correspondentie met de inspecteur voorstellen gedaan, maar het Hof concludeerde dat er geen afspraak was gemaakt die de termijnoverschrijding zou rechtvaardigen. De gemachtigde had moeten beseffen dat de formele bepalingen in de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Algemene wet bestuursrecht nageleefd moesten worden. Het Hof verwierp ook het standpunt van belanghebbende dat de beslissing van de Belastingdienst om osteopaten niet langer vrij te stellen van omzetbelasting gelijkgesteld kon worden met een voor bezwaar vatbare beschikking.
Uiteindelijk vernietigde het Hof de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. Er werd geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is openbaar gemaakt op 5 februari 2019, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.