Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
12 november 2019
[Z](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 maart 2018, betreffende een naheffingsaanslag BPM die door de Inspecteur van de Belastingdienst is opgelegd. De belanghebbende had bij de registratie van een kampeerauto, een Fiat Ducato, een bedrag van € 4.967 aan BPM voldaan. De Inspecteur legde echter een naheffingsaanslag op van € 2.246, omdat hij het eerder voldane bedrag te laag achtte. Het bezwaar van belanghebbende tegen deze naheffingsaanslag werd door de Inspecteur ongegrond verklaard, wat leidde tot beroep bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 30 oktober 2019 verscheen belanghebbende niet, ondanks meerdere uitnodigingen. De gemachtigde van belanghebbende, [C], was eerder geweigerd door het Hof vanwege beledigende opmerkingen in een pleitnota. Het Hof oordeelde dat het Unierechtelijk verdedigingsbeginsel niet was geschonden, omdat belanghebbende voldoende gelegenheid had gekregen om zijn standpunt kenbaar te maken. Het Hof concludeerde dat de afschrijving van de kampeerauto correct was berekend en dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard.