Uitspraak
[appellant],
de Gemeente,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil, de beslissing in eerste aanleg en de vordering in hoger beroep
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
eerste griefbetoogt [appellant] - zo begrijpt het hof hem - dat hij hoofdverblijf had op standplaats nummer [00] en dat hij een duurzame gemeenschappelijke huishouding heeft gehad met zijn grootmoeder, zodat hij op grond van art. 7:268 lid 2 BW gerechtigd is om de huur van de standplaats op zijn eigen naam voort te zetten. Met
grief 2stelt [appellant] dat bij de toewijzing van de standplaatsen door de gemeente rekening moet worden gehouden met bestaande familieverbanden. In
grief 3beklaagt hij zich er over dat de gemeente vasthoudt aan het vereiste van een huisvestingsvergunning en volgens
grief 4is ten onrechte aangenomen dat het ontbreken van een huisvestingsvergunning niet in deze (civiele) procedure aan de orde kan komen en dat [appellant] dat in een bestuursrechtelijke procedure moet aankaarten.
grieven 3 en 4.
Hierbij verklaar ik ……. bewoner van de kring op nummer ….. Dat ik uit eigen wetenschap weet dat [appellant] op de kring [00] woont.” Op dat formulier zijn vervolgens een aantal namen en nummers ingevuld. Nog daargelaten dat daarbij de kanttekening moet worden gemaakt dat van een groot aantal weergegeven namen het handschrift zeer sterk gelijkt, dat een aantal andere namen onleesbaar zijn en dat bij de meeste ingevulde teksten een handtekening ontbreekt, moet worden geconstateerd dat deze tekst zo weinig specifiek is dat daar geen steun aan kan worden ontleend dat [appellant] vóór het overlijden van zijn grootmoeder op 2 januari 2017 in haar woonwagen zijn hoofdverblijf had. Gezien het feit dat er verder sterke aanwijzingen zijn (zie rov. 2.6) dat hij feitelijk elders bleef, heeft [appellant] onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht waarop zou kunnen worden aangenomen dat sprake is hoofdverblijf op de betrokken standplaats. Zijn in algemene bewoordingen vervat bewijsaanbod kan dat niet helen. Aan deze eis voldoet [appellant] dus niet.
grief 1tevergeefs voorgedragen, in de zin dat de vordering tot huurvoortzetting evenmin kan worden toegewezen omdat (ook) niet voldaan is aan de in lid 2 van artikel 7:268 BW geldende voorwaarden.