Uitspraak
[appellante],
Jachthaven Lauwersmeer,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
14 grieven geformuleerd. De grieven richten zich zowel tegen het tussenvonnis van
11 maart 2015 als tegen het eindvonnis van 2 mei 2017.
“verkochte[hof: het chalet]
door koper te gebruiken als recreatiebungalow”. Verder is in de akte onder het kopje
“gebruiksdoelstelling en bestemming”kort gezegd opgenomen dat het chalet moet worden gebruikt voor
“verblijfsrecreatiedoeleinden”. Uit de bewoordingen in de akte kan niet anders worden afgeleid dan dat sprake is van een recreatiepark. Daar komt bij dat [appellante] in de verhuuradvertentie van haar chalet schrijft:
“Recreatie faciliteiten van het chaletpark[onderstreping hof]
, de jachthaven en van Eson stad liggen binnen loopafstand.”[appellante] refereert dus zelf uitdrukkelijk aan de recreatiefaciliteiten van het chaletpark. Hieruit leidt het hof af dat ook [appellante] , wat zij ook stelt in deze procedure, de Groote Siege beschouwt als recreatiepark.
“mede inhoudt het recht gebruik te maken van de speelvoorzieningen, banken en afvalbakken op het dienend erf, en om voor de toegang tot en het verlaten van het dienende erf per auto gebruik te maken van de automatische slagboom waarmee het terrein wordt afgesloten”. Hier is sprake van een rechtsgeldige erfdienstbaarheid, namelijk van een dulden. Waarbij [appellante] overigens terecht stelt dat een kanttekening kan worden geplaatst bij de bepaling dat de slagboom mag worden gebruikt, nu uit het recht van weg reeds volgt dat Jachthaven Lauwersmeer [appellante] de toegang tot die weg niet mag belemmeren. De akte bepaalt verder dat de eigenaar van het dienend erf verplicht is tot
“deugdelijk onderhoud van het wegen-, kabel-, leiding- en rioolstelsel, van de terreinverlichtingen en afsluitbomen, en van de groenstroken, speelvoorzieningen, banken en afvalbakken”. Artikel 5:71 lid 2 BW biedt de ruimte om een onderhoudsverplichting ter zake van werken die zich op het dienend erf bevinden op te leggen. Nu niet in geschil is dat het wegen-, kabel-, leiding- en rioolstelsel, de terreinverlichtingen, afsluitbomen en de groenstroken, speelvoorzieningen, banken en afvalbakken, werken in de zin van artikel 5:71 lid 2 BW, zich op het dienende erf bevinden, is ter zake van de verplichting tot onderhoud van deze werken een rechtsgeldige erfdienstbaarheid gevestigd waarvoor, zoals ook in de akte bepaald, aanvaardbare en gangbare (retributie-)kosten in rekening gebracht kunnen worden. Ter zake van het wegen-, kabel-, leiding- en rioolstelsel alsmede de groenvoorzieningen was dit ook niet in geschil tussen partijen. Voor de overige werken wel. De grieven voor zover die betrekking hebben op de onderhoudskosten van de terreinverlichtingen en afsluitbomen falen (VI en VII). Verder kan het oordeel van de kantonrechter dat ter zake van het onderhoud van de speelvoorzieningen, banken en afvalbakken geen erfdienstbaarheid (mede ter zake van onderhoud) is gevestigd niet in stand blijven. Nu ter zake van het gebruik en onderhoud van de speelvoorzieningen en de bankjes een erfdienstbaarheid is gevestigd en [appellante] uit dien hoofde een retributie dient te betalen, heeft [appellante] geen belang meer bij grief VIII.
“het plaatsen van afvalcontainers voor (gescheiden) huisvuil. Voor het (doen) ledigen daarvan en het afvoer kan door de eigenaar van het dienend erf een redelijke retributie worden geheven van de eigenaar van het heersend erf”.Het afvoeren van huisvuil is een actieve handeling waarvoor in beginsel geen erfdienstbaarheid kan worden gevestigd. Het feit dat op het dienende erf de afvalbakken en containers zijn geplaatst en dat [appellante] gebruik mag maken van de afvalbakken op grond van de gevestigde erfdienstbaarheid, maakt dat niet anders. Weliswaar is sprake van een rechtsgeldige erfdienstbaarheid tot gebruik en onderhoud van de afvalbakken (rov. 4.17), maar het legen van die afvalbakken en het vervolgens afvoeren van het huisvuil kan moeilijk als onderhoud daarvan worden aangemerkt. De kosten van dat legen en afvoeren kan daarom niet als retributie aan de eigenaar van het heersend erf in rekening worden gebracht. Een vergoeding voor het gebruik en onderhoud kan wel als retributie in rekening worden gebracht, maar dat lijkt niet gevorderd.
“bewaking van het terrein”, waarvoor een retributie verschuldigd is. De kosten van bewaking van het terrein zijn in het overzicht van Van der Reest terug te vinden onder het kopje ‘toezicht en beheer’. Het betreft hier personeelskosten van de beheerder en kosten in verband met overhead voor management en administratieve kosten. Bewaking en in zijn algemeenheid toezicht en beheer is een actief handelen. In de akte is de bewaking van het terrein evenwel als onderhoudsverplichting geformuleerd. In de praktijk gaat het hier, zo blijkt uit het rapport van Van der Reest, om dag en nacht toezicht. Ter zitting is door Jachthaven Lauwersmeer toegelicht dat bewaking noodzakelijk is omdat derden anders gebruik maken van bijvoorbeeld de afvalcontainers. Ook wordt hiermee voorkomen dat onbevoegden het terrein betreden. Verder gaat het hier om kosten voor het bezetten van de receptie. Het gaat daarmee veeleer om faciliterende werkzaamheden; om de zaken op het park goed te laten verlopen. Naar het oordeel van hof kan de bewaking van het terrein evenmin als het beheer gelet op de tekst van de wet niet als onderhoudsverplichting worden gekwalificeerd in de zin van artikel 5:71 lid 2 BW. Dit brengt met zich dat de erfdienstbaarheid op dit punt nietig is. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat [appellante] op grond van de redelijkheid en billijkheid gehouden is tot betaling van een vergoeding nu [appellante] in de akte de verplichting tot bewaking heeft aanvaard. Hiertegen richt zich grief III van [appellante] .
“(…) Daar waar en voor zover mogelijk zijn alle kosten die verband houden met de in de akte gevestigde erfdienstbaarheden hebben wij de kosten op het hoogste abstractieniveau geraamd. Daar waar dit niet mogelijk is hebben wij de kosten en de verdeelsleutel zo objectief mogelijk vast te stellen. Voorbeelden hiervan zijn de kosten riolering en elektra waar wij uitsluitend hebben gekeken naar het deel van het recreatienet waar daadwerkelijk gebruik van wordt gemaakt. In het voorbeeld van de groenvoorzieningen hebben wij dit gedaan op basis van het percentage uitgeefbare grond. (…)”. In hoger beroep heeft [appellante] geen nadere invulling gegeven aan haar bezwaar. De toelichting van de deskundige met betrekking tot de gehanteerde verdeelsleutel komt het hof overtuigend voor en bij gebreke van steekhoudende bezwaren van [appellante] , neemt het hof het oordeel van de deskundige over.
“Alle door JL aangebrachte onder- en bovengrondse infrastructuur, met uitzondering van de opstelrechten ten behoeve van de nutsvoorzieningen van Liander, op perceel (…) (dienende erf) is eigendom van Jachthaven Lauwersmeer. Investeringen in deze activa door JL of haar rechtsvoorgangers leiden tot afschrijvingen en rentekosten. (…)”
€ 1.254,44 inclusief btw. Van dit bedrag dient ook de over dat jaar in rekening gebrachte post “Toezicht en beheer” te worden afgetrokken. Het hof zal Jachthaven Lauwersmeer in de gelegenheid stellen zich bij akte nader uit te laten over de hoogte van dit bedrag. De overige posten kunnen door Jachthaven Lauwermeer wel als aanvaardbaar en gangbaar in rekening worden gebracht, nu sprake is van een geldige erfdienstbaarheid, althans een afspraak