Uitspraak
[bedrijf],
GDF Suez Energie Nederland N.V.,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
primairhet bestreden vonnis te vernietigen en, opnieuw recht doende, haar vorderingen in eerste aanleg alsnog volledig toe te wijzen en
subsidiairhet bestreden vonnis te bekrachtigen, een en ander met veroordeling van [appellant] in de proceskosten en nakosten in eerste aanleg, principaal en incidenteel hoger beroep, te vermeerderen met de wettelijke rente.
grief IIte bespreken. [appellant] voert ter onderbouwing van deze grief aan dat hij het pand in [plaats] in 2007 van [x]
B.V.(hierna: [x] ) heeft gekocht, dat [x] met Engie een overeenkomst had gesloten ter zake de levering van energie en dat hij energie van Engie is blijven afnemen na de koop, waardoor sprake is geweest van een contractsovername.
grief I,gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat de vordering van Engie ter zake de facturen over de periode van mei 2009 tot oktober 2009 niet is verjaard.
primairaan dat ten aanzien van deze facturen per brief van 6 september 2010, 21 januari 2011 en 1 maart 2011 stuitingshandelingen zijn verricht en dat deze brieven ook als bijlagen bij de (aangetekende) brieven van 4 juli 2013 en 31 juli 2013 aan [appellant] zijn verzonden. Met het betekenen van de inleidende dagvaarding op 13 maart 2017 is ruim voor het verstrijken van de verjaringstermijn een rechtsvordering ingesteld als bedoeld in artikel 3:316 BW.
Subsidiairberoept zij zich ter zake deze facturen op
6.De slotsom
7.De beslissing
24 december 2019voor het nemen van een akte door [appellant] als hiervoor onder 5.12 bedoeld;