Uitspraak
[appellant],
Van der Zwaag,
[appellant],
ASR Levensverzekering N.V.,
ook handelend onder de naam
Ardanta,
gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in vrijwaring,
hierna:
Ardanta,
advocaat: mr. L. Boersma te Utrecht.
1.Het verloop van de procedure in eerste aanleg
2.2. Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de appeldagvaarding van 25 september 2018;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord;
- de rolvoeging met de zaak met nummer 200.251.383/01.
- de appeldagvaarding van 25 september 2018;
- het aan Ardanta verleende verstek en de zuivering daarvan;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord;
- de rolvoeging in de zaak met nummer 200.251.380/01.
3.3. De vaststaande feiten3.1 De kantonrechter heeft in rechtsoverweging 3 (3.1 tot en met 3.15) van het vonnis van 26 juni 2018 de feiten vastgesteld. Tegen deze vaststelling zijn geen grieven gericht en ook verder is niet van bezwaren tegen de door de kantonrechter vastgestelde feiten gebleken. Het hof zal dan ook van deze feiten uitgaan, die - aangevuld met enkele andere feiten - op het volgende neerkomen.3.2 [appellant] heeft in 1958 een uitvaartverzekering afgesloten bij Begrafenis- en Crematieverzorgingsdienst 'De Laatste Eer' (hierna: DLE). Met ingang van 1 januari 1972 is ook zijn echtgenote ingeschreven. Het in 1972 afgegeven bewijs van inschrijving (met registratienummer [00000] ) vermeldt onder meer:"DoelVolgens artikel 2 van de statuten is het doel der vennootschap, het verzorgen van de uitvaart ter begraving en in het algemeen de lijkbezorging, waarvan de kosten overeenkomstig door de vennootschap te bepalen tarieven kunnen worden betaald, hetzij na het verrichten dezer handelingen, hetzij tijdens het leven van de betrokken personen, in het laatste geval in eens dan wel in de periodiek verschuldigde bedragen en verder het verrichten van al hetgeen met het vorenstaande in verband staat.Voorwaarden en bepalingen1 Op basis van de door aanvrager(ster) op het aanmeldingsformulier gedane en ondertekende schriftelijke mededelingen en verklaringen, verplicht de N.V. zich tot de verzorging van de begrafenis van de ingeschreven persoon/sonen.(…)13 De waarde van de "rechten wordt bij het bereiken van de premie-vrije datum vastgesteld naar maatstaf van de dan geldende "kostende prijs".(…)Rechten: personen van 2 jaar en ouder.* Begrafenisleider, voor alle werkzaamheden, vervullen van de nodige formaliteiten enz.* Afleggen en kisten door vakkundig verpleegster.* Solide standaard grafkist, binnen geheel bekleed en voorzien van sierkussen, 8 handgrepen en schroeven.* Zo nodig katoenen plooikleed.* Gebruik van verplaatsbare rouwkamerinrichting (schermen).* Geüniformeerd dragerspersoneel.* Gebruik van rouwwagen.* 3 volgauto's.* Zo nodig (bij overlijden in een ziekenhuisinrichting ter plaatse) het overbrengen van hel stoffelijk overschot naar rouwkamer of woning binnen hel gebied Leeuwarden.* Vergoeding voor grafkosten ten dienste van begraving der hoofdgezinsleden (man of vrouw) tot een maximum van f 30,50 per gezin. Voor kinderbegrafenissen f 10,- per geval.(…)Afwijking van bovenstaande rechten is op verzoek van de nabestaanden steeds mogelijk, de hieruit voortvloeiende hogere kosten komen voor rekening van de opdrachtgever."
"
Het bedrijf blijft normaal gevestigd in het "HEER IVO HUIS"; voor u als verzekerde verandert er niets. Wel zult u binnenkort door een vertegenwoordiger van ARDANTA / DE LAATSTE EER worden bezocht om uw oude bestaande polissen te moderniseren en om te zetten in een ARDANTA-polis op INDEX-voorwaarden. Op deze manier kan een volledige uitvaart (begrafenis of krematie) worden gegarandeerd, zonder hoge extra bijbetalingen."
Het door [appellant] daarna ontvangen indexeringsaanhangsel, met als ingangsdatum
"
Onderstaand geven wij u een overzicht van de verzekerde diensten en leveringen van de uitvaartverzekering van mevrouw [B] .
3.9 De uitvaartleider van Van der Zwaag heeft [appellant] op 5 januari 2015 bezocht. Bij die gelegenheid heeft [appellant] een “opdrachtformulier voor regeling en uitvoering van een uitvaart” ondertekend waarin zij verklaren overeenstemming te hebben bereikt over de verzorging van de uitvaart van wijlen mevrouw [B] "
volgens de op dit opdrachtformulier omgeschreven gegevens, waarin opgenomen persoonlijke gegevens,
plaats, dag en tijdstip van de uitvaart, afspraken met betrekking tot de opbaring van de overledene, invulling van de uitvaartplechtigheid, levering van goederen en diensten ten behoeve van de uitvaart,
en de daarop betrekking hebbende kosten". Op het opdrachtformulier is vermeld dat uitkering door Ardanta aan Van der Zwaag zal worden gedaan. De bijbehorende kostenraming vermeldt (naast de kosten die vallen onder de dekking van de door [appellant] afgesloten uitvaartverzekering) een bedrag van
€ 2.652,24. Dat bedrag bestaat onder meer uit de kosten van een uitvaartkist (€ 375,-), een condoleanceregister (€ 29,-), het verzorgen van de overledene (€ 28,-), rouwbrieven, portokosten en verzendsets (€ 161,54) en verschotten (€ 2.318,70), onder meer vanwege de kosten van het mortuarium van het ziekenhuis, het gebruik van het uitvaartcentrum, advertentiekosten, grafrechten en consumpties. Op deze bedragen (in totaal € 2.912,24) zijn de posten “tegemoetkoming uit Pakket Ardanta” (€ 20,-) en “geen gebruik volgauto”
(€ 240,-) in mindering gebracht.
"
- Kisten en verzorgen van de overledene met gebruik van alle benodigde rouwmaterialen- Rouwauto- 3 Volgwagens a 4 personen- Begraafplaats / grafonderhoud."
Uitvaart op 8 januari 2015
4.4. De vorderingen, het verweer en de beslissingen in eerste aanleg4.1 Van der Zwaag heeft [appellant] gedagvaard. Zij heeft betaling gevorderd van een bedrag van € 2.283,63 (het factuurbedrag), te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten, wettelijke rente en proceskosten.
hoofdzaakinhoudelijk verweer gevoerd. Volgens hem heeft Van der Zwaag ten onrechte meer kosten in rekening gebracht voor de volgens hem sobere begrafenis van zijn echtgenote dan gedekt werd door de uitkering van Ardanta. [appellant] heeft erop gewezen dat Van der Zwaag minder diensten heeft verricht dan werden gedekt door de bij Ardanta afgesloten verzekering. Voor deze niet verrichte diensten heeft Van der Zwaag veel te lage bedragen gecrediteerd, aldus [appellant] , die ook verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde buitengerechtelijke kosten.
vrijwaringszaakheeft [appellant] gevorderd dat Ardanta wordt veroordeeld tot betaling van hetgeen waartoe hij in de hoofdzaak zal worden veroordeeld. Aan deze vordering heeft [appellant] ten grondslag gelegd dat de afgesloten verzekering volledige dekking geeft voor de kosten van de uitvaart van zijn echtgenote. De door Van der Zwaag in rekening gebrachte werkzaamheden vallen onder de dekking van de afgesloten verzekering, aldus [appellant] . Ardanta heeft dat betoog van [appellant] bestreden.
5.5. De bespreking van de grieven
grief 2stelt [appellant] dat hij niet gehouden kan worden aan de ondertekening van het formulier. Hij voert daartoe aan - zo begrijpt het hof zijn stellingen - dat hem niet duidelijk was wat hij ondertekende. Hij wijst er in dat verband op dat zijn echtgenote net was overleden en dat de uitvaartleider van [appellant] hem niet adequaat heeft geïnformeerd over de inhoud van de overeenkomst en evenmin duidelijk heeft gemaakt dat de uitvaartpolis geen volledige dekking bood voor de kosten van de uitvaart. Om die reden kan Van der Zwaag hem niet houden aan de ondertekening van het formulier, aldus [appellant] .
grief 1al, die gericht is tegen het oordeel van de kantonrechter dat het [appellant] niet aangaat welke prijsafspraken Van der Zwaag en Ardanta hebben gemaakt. De in de toelichting op de grief gewraakte argumenten die de kantonrechter daaraan ten grondslag heeft gelegd, kunnen dan ook onbesproken blijven bij gebrek aan belang.
In de zaak met nummer 200.251.383/015.8 Met
grief 1bestrijdt [appellant] het oordeel van de kantonrechter dat de uitvaartverzekering een polis in natura betreft. Volgens [appellant] wordt in het polisblad van 22 januari 1997 (rov. 3.4) voor het eerst melding gemaakt van een uitvaartverzekering in natura. Uit de polis van 1 januari 1972 blijkt dat niet, uit de mededeling in 1982 (rov. 3.3) evenmin. Integendeel, in deze mededeling wordt alleen gesproken van een uitkering in geld.
De verzekeringsovereenkomst tussen [appellant] en DLE bood dan ook dekking voor het door DLE verzorgen van de uitvaart van [appellant] en diens echtgenote overeenkomstig de in de polis omschreven "rechten". De overeenkomst was daarmee een natura uitvaartverzekering. Dat is met de mededeling uit 1983 nog eens bevestigd. [appellant] heeft niet onderbouwd dat het karakter van de verzekering na die tijd is gewijzigd. Het enkele feit dat Ardanta het verzorgen van de uitvaart 'uitbesteed' is daarvoor onvoldoende.
grief 2voert [appellant] aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de uitvaartverzekering geen volledige dekking biedt voor de uitvaart van
8 januari 2015. Volgens hem is met het polisblad uit 1972 de indruk gewekt dat alle handelingen rondom een uitvaart gedekt zijn door de verzekering. Die indruk is versterkt door de meergenoemde mededeling in 1983, waarin melding wordt gemaakt van het garanderen van een volledige uitvaart, zonder hoge bijbetalingen. [appellant] wijst erop dat de uitvaart zeer sober was, zodat hij zeker mocht verwachten dat de kosten ervan volledig zouden worden vergoed.
“Afwijking van bovenstaande rechten op verzoek de nabestaanden is steeds mogelijk, de hieruit voortvloeiende hogere kosten komen voor rekening van de opdrachtgever.”Dit onderstreept dat de expliciet omschreven diensten waren verzekerd en dat meer of andere diensten voor eigen rekening zouden zijn. Naar het oordeel van het hof laat de polis geen twijfel over wat onder de dekking van de verzekering valt, te weten de in de polis met zoveel woorden omschreven diensten (of "rechten"), niet een volledige uitvaart.
Onder deze omstandigheden heeft [appellant] onvoldoende onderbouwd dat hij gelet op de van DLE / Ardanta ontvangen informatie in redelijkheid heeft mogen begrijpen dat de kosten van een volledige uitvaart verzekerd waren.
grief 3voert [appellant] aan dat hij de brieven van 3 en 18 mei 2006
(rov. 3.5) niet heeft ontvangen, zodat de kantonrechter ten onrechte betekenis heeft toegekend aan deze brieven. Het hof baseert zijn oordeel niet op deze brieven. Om die reden kan in het midden blijven of [appellant] de brieven heeft ontvangen. De grief faalt om die reden bij gebrek aan belang. Het hof merkt in dit verband nog op dat [appellant] zijn vordering in hoger beroep baseert op nakoming van de verzekeringsovereenkomst, niet op een tekortschieten van Ardanta in een op haar rustende informatieplicht. In het midden kan blijven of op Ardanta een dergelijk verplichting rustte en hoe ver deze strekte, en zo ja, of Ardanta daaraan heeft voldaan. Ook om die reden is de vraag niet relevant of [appellant] de brieven van 3 en 18 mei 2016, waarin hij erop werd gewezen dat de door hem afgesloten verzekering geen dekking bood voor een volledige uitvaart, heeft ontvangen.
Grief 4is gericht tegen dat oordeel. Volgens [appellant] vallen de volledige kosten van de uitvaart onder de dekking van de verzekering. Hiervoor heeft het hof al overwogen, dat het [appellant] daarin niet volgt, zodat de grief in zoverre faalt.
6.12. Gelet op de tekst van de verzekeringspolis uit 1972 betekent dit dat de werkzaamheden van de begrafenisleider voor zover die betrekking hebben op het regelen van de uitvaart en het vervullen van de formaliteiten door ASR/Adanta worden vergoed. Onder 'verzorging en regeling van de uitvaart’ dient naar het oordeel van de kantonrechter dan ook te worden begrepen de werkzaamheden van de uitvaarleider teneinde de wensen van de nabestaanden met betrekking tot de uitvaart te realiseren, onder meer door daartoe afspraken te maken met derden, zoals in het onderhavige geval met de aula en met de kerk. Onder 'vervullen van alle formaliteiten’ valt naar het oordeel van de kantonrechter het zorgdragen van een aantal te verrichten formaliteiten, zoals het doen van aangifte van overlijden en het regelen van verlof tot lijkbezorging.
5.18 Het hof volgt [appellant] niet in het betoog dat de omschrijving van de dekking in de polis onduidelijk is en dat die onduidelijkheid niet ten nadele van hem (en dus in zijn voordeel) behoort te worden uitgelegd. Naar het oordeel van het hof is het, gelet op het hiervoor weergegeven en niet bestreden, oordeel van de kantonrechter niet onduidelijk maar helder dat de posten waar [appellant] op doelt niet onder de in de polis omschreven dekking van de verzekering vallen. Dat is anders voor zover het betreft de posten koeling, gebruik baarwagen en gebruik zinktoestel, maar de vordering van [appellant] betreffende die posten is door de kantonrechter al toegewezen en dit oordeel is door Ardanta niet ter discussie gesteld. Wat betreft de post "na-verzorging overledene" overweegt het hof dat [appellant] geen belang heeft bij de bespreking van de grief, omdat de vordering van Van der Zwaag betreffende deze post in de hoofdzaak door de kantonrechter is afgewezen en [appellant] in de vrijwaringszaak betaling heeft gevorderd van wat hij aan van der Zwaag verschuldigd is. Betreffende de post na-verzorging is hij niets aan Van der Zwaag verschuldigd.
grief 5faalt.
grief 7, tegen de beslissing over de proceskosten, faalt. De vordering van [appellant] is slechts voor een gering deel toegewezen. Bovendien is [appellant] slechts op enkele van de verschillende geschilpunten in het gelijk gesteld. [appellant] is dan ook zeker niet als de overwegend in het gelijk gestelde partij aan te merken, zodat er geen enkele reden was voor een proceskostenveroordeling in zijn voordeel. Naar het oordeel van het hof is de kantonrechter hem vergaand tegemoetgekomen met de compensatie van kosten.