Voor werkgevers brengt de loondoorbetalingsplicht bij ziekte financiële risico's met zich mee. Een grote werkgever kan dit risico meestal zelf dragen. Het verzuim is bij grote werkgevers doorgaans gelijkmatiger van aard en de geschatte kostenpost kan in de begroting worden opgenomen. Voor kleinere bedrijven kunnen de financiële gevolgen van dit risico de liquiditeit en het voortbestaan van het bedrijf in gevaar brengen. Men kiest daarom veelal voor een risico- overdracht door het afsluiten van een ziekteverzuimverzekering om daarmee het risico van loondoorbetaling bij ziekte grotendeels af te dekken.
Zoals bij onderdeel a. weergegeven kunnen twee typen verzuimverzekeringen worden onderscheiden, de conventionele verzekering en de stop-lossverzekering. Het verschil tussen beide heeft primair te maken met de manier waarop het eigen risico voor de verzekeringsnemer/werkgever is gedefinieerd.
Eenconventionele verzekeringdekt de loonschade/loondoorbetalingskosten per werknemer per ziektegeval. De verzekeraar neemt als het ware de loondoorbetalingsverplichting over, waarbij per ziektegeval een eigen risicowachttijd in (werk)dagen wordt afgesproken (eigen risicotermijn). Per ziektegeval keert de verzekeraar het schadebedrag/loon uit aan de werkgever, zodra de verzuimduur langer is dan het aantal afgesproken dagen. Als wachttijd bieden verzekeraars verschillende mogelijkheden waaruit de werkgever kan kiezen, doorgaans 2, 6, 13, 26 of 52 weken (10, 30, 65 130 of 260 werkdagen). Dit kan per verzekeraar verschillen. Hoe langer de wachttijd hoe lager uiteraard het premiepercentage voor de verzekering. Een conventionele verzekering is vooral geschikt voor organisaties tot circa 30 werknemers. Het verzuim is bij deze kleinere bedrijven doorgaans grilliger van aard en de ziekte van een enkele werknemer kan al gauw tot forse kostenposten leiden. Een of twee verzuimgevallen kan het verzuimpercentage (als de verhouding tussen de loondoorbetalingskosten en de totale loonsom) in een bepaald jaar omhoog doen schieten. In tegenstelling tot grotere bedrijven kan daarom hier moeilijk het "normale” verzuim worden vastgesteld. De verschillen per jaar lopen te veel uiteen. Een conventionele verzekering is derhalve de meest geschikte verzekering. Men wordt niet geconfronteerd met onverwacht hoge kostenposten en het genoemde liquiditeitsrisico is hiermee tevens afgedekt.
De vraag die vervolgens aan de orde komt, is welk eigen risicotermijn het meest geschikt is, gelet op het verzuimpatroon en de bijbehorende verzekeringspremie. De ervaring leert dat de echt kleine bedrijven (zoals Mazzelshop) in de praktijk vaak kiezen voor 10 of 30 werkdagen. Een en ander hangt echter ook af van de risicobereidheid van een organisatie en de wijze waarop het verzuimbeleid is vorm gegeven.
Bij eenstop-lossverzekeringwordt het eigen risico in geld uitgedrukt. Alleen het gedeelte van de loondoorbetalingskosten dat boven een van te voren afgesproken grens (als percentage van de totale loonsom) komt, wordt verzekerd. De verzekering komt tot uitkering wanneer de loondoorbetalingskosten in een jaar boven deze grens (het eigen behoud) komen. De grens wordt door de verzekeraar vaak op circa 1,25 tot 2 maal het gemiddelde verzuim gezet. Dit kan per verzekeraar verschillen. Doorgaans baseert een verzekeringsmaatschappij het eigen behoud op het (gemiddelde) verzuim in de organisatie van de afgelopen jaren en op gemiddelde cijfers die voor de branche als geheel gelden. Hoe groter een organisatie, hoe minder de branchecijfers meewegen in de bepaling van het eigen behoud. Bij grotere organisaties is het verzuim wat gelijkmatiger van aard waardoor het “normale” gemiddelde verzuim kan worden berekend.
De uitkeringsplicht van de verzekeraar betreft de totale loonschade in een bepaald jaar, met aftrek van het eigen behoud. Er kan ook een uitkeringslimiet worden afgesproken. De uitkering bedraagt dan bijvoorbeeld 1 of 2 maal het eigen behoud(…). Alles daarboven is dan weer voor rekening van de verzekeringsnemer/werkgever. In dit geval krijgt die te maken met twee eigen risico’s. Bij Mazzelshop bedroeg deze limiet circa 5 maal het eigen behoud.
Een stop-lossverzekering biedt derhalve bescherming tegen onverwachte (extreme) uitschieters boven het normale, structurele ziekteverzuim. Voor het gewone, normale ziekteverzuim is men dus feitelijk “eigen risicodrager”. De hoogte van het eigen behoud is tevens afhankelijk van de ontwikkeling van de schadelast bij een organisatie. Bij een stijging van de gemiddelde schadelast, verhoogt de verzekeraar het eigen behoud. Bij een daling van de gemiddelde schadelast geldt het omgekeerde.
Een stop-lossverzekering heeft vooral het karakter van een calamiteitendekking en is vooral geschikt voor de wat grotere organisaties (vanaf circa 30 tot ongeveer 75 werknemers).
Het premiepercentage van een conventionele verzekering ligt hoger dan bij een stop-lossverzekering. Hier staat tegenover dat de liquiditeit en daarmee het voortbestaan van een bedrijf bij plotseling stijgend verzuim niet in de gevarenzone hoeft te komen bij eerstgenoemde verzekering en biedt derhalve voor kleinere bedrijven meer zekerheid.
Bij grote bedrijven (meer dan circa 75 werknemers) is het ziekteverzuim gemiddeld genomen veel gelijkmatiger van aard, waarmee de jaarlijkse kosten goed van te voren zijn in te schatten en hiervoor een reservering kan worden opgenomen. Een verzekering is dan niet zinvol. Er is sprake van het rondpompen van (teveel) geld. Het is beter om de loondoorbetalingskosten bij ziekte zelf te dragen.
Wat betreft de “premiehoogte" die in deze vraag naar voren komt: de hoogte van de premie is afhankelijk van het premiepercentage en de te verzekeren totale loonsom (premie-grondslag). Beide bepalen het premievolume (in euro's). Wat betreft het premiepercentageverwijs ik u haar het antwoord op vraag c.c. (…)
Gelet op het geringe aantal medewerkers bij het tot stand komen van de verzekering en de ontwikkeling daarin [bij het tot stand komen van de verzekering per 17-1-2005 was er, zo blijkt uit de ons beschikbaar gestelde documenten, sprake van 11 medewerkers met een totale loonsom van € 379.379. Per 1-12-2005 gaan 8 van de 11 medewerkers over
naar een pay-roll bedrijf. De resterende 3 medewerkers blijven in dienst van Mazzelshop. De totale loonsom daalt daarmee naar € 90.272. Per 9-3-2009 zijn er geen medewerkers meer in dienst zijn en wordt de verzekering beëindigd] zou een conventionele verzekering de meest geschikte en de meest voor de hand liggende verzekering zijn geweest. Een stop-lossverzekering had naar mijn oordeel zeker niet voor de hand gelegen. Ergo, een dergelijke verzekering zou zelfs niet passend, ongeschikt en niet marktconform zijn geweest. In dit kader verwijs ik u naar het antwoord op onderdeel b.
Het is moeilijk te zeggen wat het premiepercentage zou zijn geweest. Onze ervaring leert dat offertes van verschillende verzekeraars nogal uiteen kunnen lopen. (…)
Het zou zinvol geweest zijn om de stop-lossverzekering, gelet op het betoog in onderdeel b. en c. niet te hebben afgesloten. Gelet hierop had een continuering ervan niet voor de hand gelegen en zou een overstap naar een conventionele verzekering de beste optie zijn geweest. Dit is in het bijzonder het geval toen per 2006 het aantal medewerkers daalde naar 3 personen, met een loonsom van bijna € 91.000. Een stop-lossverzekering bij een dergelijk laag aantal medewerkers is totaal ongeschikt.
(…)f. Waren er per 1 december 2005 of per 1 januari 2006 - bijvoorbeeld vanwege ziekte van werknemers of een premie-achterstand al dan niet in combinatie met het acceptatiebeleid van de verzekeraars - beletselen voor Mazzelshop om in plaats van de bestaande stop-lossverzekering een andere verzekering af te sluiten? Zo ja, welke beletselen betreft het, was het mogelijk om die beletselen weg te nemen, en indien dat het geval was, op welke wijze?
Wat betreft zieke werknemers als beletsel voor een overgang van een stop-lossverzekering naar een conventionele verzekering, verwijs ik u naar het antwoord bij onderdeel d.
Een premie-achterstand hoeft in principe geen belemmering te zijn in de overgang van een stop-lossverzekering naar een conventionele verzekering (bij dezelfde verzekeraar), zolang de verzekeraar de polis wegens wanbetaling nog niet heeft geroyeerd en verzekeringsnemer nog steeds in de gelegenheid is om de achterstallige premie tijdig (dat wil zeggen voor een bepaalde deadline) te betalen. Het op tijd voldoen van de achterstallige premie is dan naar alle waarschijnlijkheid wel een noodzakelijke voorwaarde. Per verzekeraar kan hier coulancehalve anders mee worden omgegaan.
Per 1-1-2006 is de bestaande stop-lossverzekering automatisch verlengd (voor een periode van 3 jaar). Dat had hét moment geweest kunnen zijn om de verzekering om te zetten naar een conventionele verzekering. Een eventueel bestaande betalingsachterstand (zonder royement) bij de oude verzekeraar hoeft een dergelijke verzekering bij een nieuwe verzekeraar niet in de weg te staan.
Indien er in het verleden sprake is geweest van een premie-achterstand (en die is voldaan), dan hoeft dit niet per definitie te impliceren dat dan een verzekering niet kan worden omgezet van stop-loss naar conventioneel. Een verzoek daartoe zal ook de (bestaande) verzekeraar moeten bereiken alvorens hierover conclusies kunnen worden getrokken.
Is een polis geroyeerd wegens wanbetaling dan kan het afsluiten van een conventionele verzekering bij een andere verzekeraar op problemen stuiten. Uit de ontvangen documenten blijkt niet dat de polis van Mazzelshop om deze reden is geroyeerd. Ergo, deze werd per 2006 automatisch met drie jaar verlengd.
Op verzoek van de heer mr. Zwijnenberg, verwoord in zijn brief van 14 februari 2019 onder referentienummer 20151327, wordt hierbij toegevoegd dat “de vraag of een conventionele ziekteverzuimverzekering kon worden afgesloten onder de gegeven omstandigheden, uiteindelijk beoordeeld zal moeten worden door een verzekeraar op basis van zijn eigen acceptatiebeleid”. Zie in dit kader ook bijlage 2 en 3.