In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 september 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de waardevaststelling van een zwembad, gelegen aan [a-straat 1] te [Z], door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht. De heffingsambtenaar had de waarde van het zwembad per waardepeildatum 1 januari 2016 vastgesteld op € 3.440.000, wat leidde tot een onroerendezaakbelasting van € 5.077,44 voor het jaar 2017. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 21 augustus 2019 heeft belanghebbende betoogd dat de waarde te hoog is vastgesteld en dat er onvoldoende rekening is gehouden met functionele veroudering en een verlengde levensduur. De heffingsambtenaar heeft dit betwist en verwezen naar een taxatierapport dat de waarde op € 3.510.000 taxeerde. Het Hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. Er zijn geen kosten of griffierechten toegewezen aan de partijen.