Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
afdeling civiel recht
arrest van 16 september 2019
hierna: [appellant] ,
1.Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar dat vonnis.
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
was in 2017 voor het laatst in loondienst ( [naam bedrijf] ). Na een ongeval op het werk werd zijn (aflopende) contract niet verlengd. Daarna heeft hij een daklozenuitkering van de gemeente Amsterdam ontvangen. [appellant] ontvangt thans een uitkering ingevolge de Participatiewet. Van de gemeente heeft hij ontheffing van de sollicitatieverplichting gekregen. [appellant] volgt een re-integratietraject voor uitkeringsgerechtigden met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Sinds 2 april 2019 maakt [appellant] gebruik van budgetbeheer. Voor zijn psychische/depressieve klachten staat hij onder behandeling van GGNet, waarbij hij wekelijks één gesprek heeft.
De totale schuldenlast van [appellant] bedraagt € 93.333,98 en bestaat uit een resthypotheekschuld aan Bank of Scotland van € 89.697,98 (ontstaan op 7 november 2009) en een schuld aan de belastingdienst van € 3.636,00 (kindertoeslag/kindgebonden budget 2018).
- op [datum uitspraak] door de rechtbank Noord-Holland is veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, voor medeplegen witwassen, pleegdatum [datum] , en
- in [jaartal] door een [buitenlandse] rechter is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor handel in verdovende middelen.
Ter zitting kon geen goed gesprek met [appellant] worden gevoerd, omdat [appellant] erg warrig was in zijn verklaringen. Daarnaast heeft [appellant] niet open en eerlijk verklaard over zijn strafrechtelijke verleden, ook desgevraagd niet. [appellant] heeft ter zitting niets verklaard over zijn veroordeling door een [buitenlandse] strafrechter, enkel dat hij in de periode waarin de resthypotheekschuld is ontstaan naar [naam land] was vertrokken. Hierdoor bestaat bij de rechtbank gegronde vrees dat [appellant] met name zijn informatieverplichting niet naar behoren zal nakomen, indien hij tot de schuldsaneringsregeling zou worden toegelaten.
4. De beslissing
16 september 2019 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.