Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
13 augustus 2019 van mr. Van der Linden ontvangen stukken en de op 22 augustus 2019 ontvangen brief met bijlagen van de bewindvoerder, [naam bewindvoerder] .
2.4 Ter mondelinge behandeling heeft mr. Van der Linden een verklaring re-integratietraject/opleiding’ van de gemeente Montferland van 4 september 2019 overgelegd.
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Op 16 mei 2018 heeft [appellant] zich ziek gemeld bij zijn werkgever. Het op 15 mei 2018 aflopende contract is niet verlengd. Vervolgens heeft het UWV [appellant] een ZW-uitkering toegekend. Deze uitkering is per 24 september 2018 beëindigd, omdat [appellant] volledig arbeidsgeschikt werd geacht. Volgens eigen zeggen heeft [appellant] tegen dat besluit geen bezwaarschrift ingediend. Wel heeft hij de rechter-commissaris verzocht om hem (nogmaals) te ontheffen van de sollicitatieverplichting. Ter onderbouwing daarvan heeft hij een aantal (medische) stukken overgelegd. De rechter-commissaris heeft het ontheffingsverzoek van [appellant] afgewezen. Deze beslissing is [appellant] bij brief van 13 november 2018 van de bewindvoerder meegedeeld. In deze brief is [appellant] voorts gewezen op de sollicitatie-verplichting en is hem verzocht de bewindvoerder vanaf november 2018 maandelijks te voorzien van verifieerbare sollicitatiebewijzen.
Vanaf 11 juli 2019 volgt [appellant] in het kader van het re-integratietraject ‘Branchemedewerker Basis Tweewieler’ een opleiding in de fietsenbranche. [appellant] gaat wekelijks één dag naar school en loopt vier dagen stage.
De bewindvoerder heeft slechts twee sollicitaties van [appellant] ontvangen. Het gaat hier louter om open sollicitaties en dat is onvoldoende voor de conclusie dat [appellant] aan de sollicitatieverplichting heeft voldaan. Verder is [appellant] , zonder verschoonbare reden, niet ter zitting verschenen. Daardoor heeft hij nagelaten nader verweer te voeren tegen het verzoek tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei, aldus de rechtbank.
In het vonnis van 29 januari 2019 is overwogen dat [appellant] vanaf 24 september 2018 (datum besluit UWV) had moeten voldoen aan zijn sollicitatieverplichting en dat hij dit niet heeft gedaan. Het hof stelt, anders dan de rechtbank, vast dat [appellant] op het moment van de eindzitting op 24 januari 2019 niet gedurende vier maanden in gebreke is gebleven met het nakomen van zijn sollicitatieverplichting, maar gelet op de brief van de bewindvoerder van 13 november 2018 in feite tweeënhalve maand. Hoewel [appellant] niet in hoger beroep is gekomen van het vonnis van 29 januari 2019 (waardoor ook de omvang van zijn sollicitatieverzuim is komen vast te staan), acht het hof de nodige nuancering in de mate van het verzaken van de sollicitatieverplichting door [appellant] wel op zijn plaats.
Gedurende de periode waarin [appellant] (op grond van medische problematiek) ontheven was van de sollicitatieverplichting is hij een re-integratietraject gaan volgen en heeft hij (zelfs) gedurende een jaar fulltime bij [naam bedrijf] . Vanwege de ziekmelding is het arbeidscontract van [appellant] niet verlengd. Voldoende aannemelijk is dat aan de ziekmelding van [appellant] bestaande gezondheidsklachten ten grondslag hebben gelegen, welke klachten zijn verergerd door zijn fulltime dienstverband. Toen het UWV deze ZW-uitkering ruim vier maanden later beëindigde om (voor het hof) onbekende redenen (blijkens de brief van 26 september 2018 van het UWV aan [appellant] is tot arbeidsgeschiktheid geconcludeerd op basis van een gesprek tussen een verzekeringsarts en [appellant] op
24 september 2018), en [appellant] wegens medische klachten een ontheffing aan de rechter-commissaris verzocht, had het in dit geval voor de hand gelegen [appellant] alsnog voor een herkeuring op te roepen. In de rapportage van 18 september 2016 van Ausems en Kerkvliet wordt immers geadviseerd om één jaar na die rapportage een herbeoordeling van de belastbaarheid van [appellant] te laten plaatsvinden. Dat die herbeoordeling er niet is gekomen heeft te maken met het re-integratietraject en het daarop gevolgde dienstverband van [appellant] bij [naam bedrijf]
Tot slot draagt ook bij aan de voor [appellant] positieve uitkomst van zijn hoger beroep dat hij de overige uit zijn regeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren is nagekomen en inmiddels weer met een re-integratietraject is begonnen.
4.De beslissing
16 september 2019 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.