Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde2],
[geïntimeerden],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, die op 17 januari 2019 een bezwaar tegen de boedelbeschrijving en uitdelingslijst inzake een nalatenschap had afgewezen. [Appellant] verzoekt het hof om deze beschikking te vernietigen en de uitdelingslijst aan te passen. De geïntimeerden, die in hun hoedanigheid van vereffenaars optreden, hebben verzocht om [appellant] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek en hebben zich inhoudelijk verweerd tegen de vorderingen van [appellant].
Het hof heeft vastgesteld dat er geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter, zoals blijkt uit de uitspraak van de Hoge Raad van 21 december 2018. Volgens artikel 4:218 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek, in verbinding met artikel 187 lid 1 van de Faillissementswet, staat alleen beroep in cassatie open voor de belanghebbende, en dit moet binnen acht dagen na de beschikking worden ingesteld. Daarom heeft het hof besloten om [appellant] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep.
Daarnaast heeft het hof overwogen dat, hoewel de proceskosten doorgaans worden gecompenseerd in familierechtelijke geschillen, de geïntimeerden hebben aangetoond dat zij [appellant] eerder op zijn niet-ontvankelijkheid hebben gewezen. Het hof heeft daarom besloten dat [appellant] de kosten van het hoger beroep moet vergoeden aan de zijde van de geïntimeerden, die zijn vastgesteld op € 1.074,-, vermeerderd met nakosten en wettelijke rente. De beschikking is op 12 september 2019 in het openbaar uitgesproken.