Uitspraak
Stichting Het Schild,
1.Het geding in eerste aanleg
2.2. Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.4. De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
5.De beoordeling in hoger beroep
het vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van de beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming of het, over een toekomstige periode van ten minste 26 weken bezien, noodzakelijkerwijs vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van het wegens bedrijfseconomische omstandigheden treffen van maatregelen voor een doelmatige bedrijfsvoering.” In de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015, 2015-0000102290, tot vaststelling van regels met betrekking tot ontslag en de transitievergoeding (verder: de Ontslagregeling) worden nadere regels gesteld met betrekking tot de redelijke grond, de herplaatsing en de ontslagvolgorde in geval van bedrijfseconomisch ontslag. Verder volgt uit de Memorie van Toelichting bij de Wwz met betrekking tot het bedrijfseconomische ontslag dat:
“(…) er wel ruimte moet zijn voor de werkgever om dergelijke beslissingen te nemen. De werkgever moet zijn onderneming zo kunnen inrichten dat het voortbestaan daarvan ook op langere termijn verzekerd is. Dat is niet alleen in zijn eigen belang maar ook in het belang van het behoud van werkgelegenheid in meer algemene zin. Bij de toetsing van die beslissing past dan ook een zekere mate van terughoudendheid (zoals nu ook het geval is)” (
Kamerstukken II2013/14, 33818, nr. 3, p. 43). In de Memorie van Toelichting wordt verder tot uitgangspunt genomen dat de rechter het ontbindingsverzoek aan dezelfde criteria toetst als het UWV (
Kamerstukken II2013/14, 33818, nr. 3, p. 31).
a. de functies vergelijkbaar zijn voor zover het betreft de inhoud van de functie, de voor de functie vereiste kennis, vaardigheden en competenties, en de tijdelijke of structurele aard van functie; en
Het coördineren en zorg dragen voor de realisatie van de werkzaamheden en de gestelde doelen op tactisch niveau binnen de teams als afgeleide van het instellingsbeleid”. Daarmee is sprake van een andere functie-inhoud dan de functie van [functie medewerker en collega] , die volgens de functiebeschrijving neerkomt op: “
Het leidinggeven aan [x] dienst met als doel het leveren van [x] diensten aan interne en externe cliënten ten behoeve van de organisatie”. Daarnaast heeft Het Schild voldoende aannemelijk gemaakt dat de functie van [nieuwe functie] een andere, meer coachende, manier van leidinggeven en daarmee andere vaardigheden en competenties vereist. Het gaat dus, anders dan [verzoekster] stelt, niet om een andere manier van leidinggeven, maar om de daarvoor vereiste vaardigheden en competenties, die op grond van de Ontslagregeling ook relevante criteria zijn ter bepaling van de vraag of sprake is van uitwisselbare functies. [verzoekster] voert voorts aan dat zij in haar functie van [functie verzoekster] ook coachend te werk ging. Het hof wil dat zonder meer van haar aannemen, maar voor beantwoording van de vraag of sprake is van uitwisselbare functies gaat het niet om de vraag hoe [verzoekster] haar functie uitvoerde, maar of naar objectieve maatstaven sprake is van dezelfde competenties en vaardigheden. Dat is in dit geval niet zo.