Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[geïntimeerde 1] ,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
“Herstelwerkzaamheden betreft diverse loodgieterswerkzaamheden”.
Het verschil tussen de taxatiewaarde voor de verbouwing en na verbouwing is deels een inschatting. Tevens was de woning in dusdanig slechte staat dat deze feitelijk onbewoonbaar was. Leidingwerk was dusdanig gebrekkig aangelegd dat de kruipruimte volgelopen is met rioolafval. De afpersing van de gasleiding en installatie van de CV ketel was niet door een professional gedaan, hetgeen niet toegestaan is. Deze zaken zorgen ervoor dat de waardevermindering ten opzichte van een gemiddelde situatie groter is dan de optelsom van de investeringen.”
.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
eerste en tweede griefkomt [appellant] op tegen de afwijzing door de kantonrechter van zijn beroep op verrekening van de huurpenningen met de door [appellant] gemaakte kosten voor de parketvloer en de kosten van onderhoud en vernieuwing van de cv-ketel. [appellant] verwijst hiervoor naar de als productie 2 bij zijn schriftelijk verweer van 17 maart 2017 overgelegde (ongedateerde) brief aan [geïntimeerden] en de daarbij tevens overgelegde facturen voor de laminaatvloer en de cv-ketel. In die brief (van omstreeks februari 2017) verrekent [appellant] de openstaande huur van € 1.800,00 met door hem gestelde kosten van cv-ketel en vloer zodat hem nog een door [geïntimeerden] te betalen bedrag toekomt van € 1.973,40. [geïntimeerden] betwist de tegenvordering van [appellant] en voert aan dat hij [appellant] reeds € 15.000,00 heeft betaald voor onder andere het verfraaien van de vloer en de keuken (zie memorie van antwoord punt 7.4.). Ten aanzien van de cv-ketel voert [geïntimeerden] aan dat [appellant] geen toestemming heeft gevraagd om de cv-installatie te vervangen (zie punt 7.5. memorie van antwoord).
grieven één en tweefalen. Daarbij merkt het hof nog het volgende op. Met betrekking tot de vraag of een huurder aanspraak kan maken op een vergoeding op grond van ongerechtvaardigde verrijking voor veranderingen die hij bij het einde van de huur niet heeft weggenomen, moet worden vooropgesteld dat deze vraag slechts bevestigend kan worden beantwoord indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven. Daarbij kan onder meer van belang zijn wat uit de huurovereenkomst of uit nadere afspraken van partijen voortvloeit ten aanzien van het aanbrengen van veranderingen aan het gehuurde, in hoeverre de huurder de kosten die hij voor de aangebrachte veranderingen heeft gemaakt, heeft kunnen terugverdienen of aan een opvolgend huurder in rekening heeft kunnen brengen, in hoeverre deze kosten veranderingen betreffen die inmiddels als afgeschreven kunnen worden beschouwd, en in hoeverre de verhuurder daadwerkelijk profijt heeft van de aangebrachte verandering, bijvoorbeeld doordat hij het gehuurde voor een hogere prijs kan verkopen of van een opvolgend huurder een hogere huur kan bedingen dan wanneer de veranderingen niet zouden zijn aangebracht (HR 25 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP4373). In deze zaak staat vast dat [appellant] geen toestemming had van [geïntimeerden] om de cv-ketel te vervangen. Het hof neemt ook in aanmerking dat de aangebrachte wijziging niet direct leidt tot een hogere huurprijs die verhuurder kan bedingen. Ook dit brengt mee dat het beroep op verrekening moet worden afgewezen omdat het bestaan en de omvang van de tegenvordering niet eenvoudig is vast te stellen.
grieven drie en vijfkomt [appellant] op tegen de toewijzing door de kantonrechter van de door [geïntimeerden] gevorderde herstelkosten van € 25.000,00. [appellant] heeft (zie punt 8 en 9 memorie van grieven) aangevoerd dat hij als voorwerk voor de stukadoor en de schilders de bestaande laminaatvloer, contactdozen, radiatoren en de oude versleten keuken heeft verwijderd en na het uitvoeren van het stuc- en schilderwerk zelf de parketvloer heeft gelegd om kosten te besparen. Het waxen van de parketvloer is gebeurd door de parketleverancier. Ook stelt [appellant] de granieten vloer in de keuken zelf te hebben gelegd. [appellant] voert aan de tuin volledig opnieuw ingericht te hebben. In verband met de vernieuwing van de badkamer heeft [appellant] een ontwerp gemaakt voor de nieuwe badkamer met dakkapel om meer ruimte te creëren (zie punt 10 memorie van grieven). Vervolgens heeft [geïntimeerden] aannemer [de aannemer] ingeschakeld die in onderaanneming aannemer [de v.o.f.] heeft ingeschakeld om de werkzaamheden (of een deel daarvan) uit te voeren. Na terugkomst van vakantie op 7 mei 2016 trof [appellant] een bende in het huis aan en het leidingwerk was niet op de juiste plek aangebracht. Dit is volgens [appellant] het werk van [de v.o.f.] die zonder overleg gaten had geboord voor een door hem bedachte cv-doorvoer. [appellant] heeft toen aangegeven het werk zelf af te zullen maken, maar wist niet dat [de v.o.f.] de afvoer in de kruipruimte niet (naar behoren) had aangesloten. [appellant] stelt dus dat niet hij, maar [de v.o.f.] de leidingen, afvoeren en riolering onbehoorlijk heeft aangesloten of zelfs heeft nagelaten deze aan te sluiten. [de v.o.f.] heeft niet aan [appellant] doorgegeven dat de rioleringsbuizen waren afgezaagd. Vervolgens is nota bene [de v.o.f.] door [geïntimeerden] ingeschakeld om een rapport en offerte op te maken en het is [de v.o.f.] geweest die tegen een meerprijs de werkzaamheden heeft voltooid. Deze kosten kunnen volgens [appellant] niet op hem worden verhaald. Bovendien heeft [appellant] de woning in een perfecte staat willen brengen, maar hij is door [geïntimeerden] de toegang tot de woning ontzegd op het moment dat [appellant] nog volop in de woning aan het werk was. Zodoende is [appellant] de mogelijkheid om de verbouwing te voltooien ontnomen, aldus steeds [appellant] .
grieven drie en vijfslagen, de door de kantonrechter toegewezen herstelkosten zullen alsnog worden afgewezen.
grief vierkomt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] aan [de v.o.f.] de toegang tot de woning niet had mogen ontzeggen. Deze grief faalt. [geïntimeerden] is eigenaar van de woning en heeft de (hoofd)aannemer opdracht gegeven werkzaamheden uit te voeren. Het is dan niet aan [appellant] als huurder van de woning om [de v.o.f.] de toegang tot de woning te ontzeggen.