Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellant],
1.Agema Holding B.V.,
2. Agema B.V.,
3. Mr. A.W. van der Kroef Advocaat B.V.,
4. Kreegha B.V.,
5. Mr. J. de Wit Advocaat & Procureur B.V.,
6. Mr. R.G.J. Laan Advocaat en Procureur B.V.,
7. A. Hagedorn Advocaat B.V.,
8. Mr. K.A. Cerutti Advocaat & Procureur B.V.,
9. M.R. Gerritsen Advocaten B.V.,
10. Kroone Advocaat B.V.,
11. Mr. M. Bonefaas Advocaat B.V.,
12.A.J. Vondeling Advocaat B.V.,
13. Mr. S. Hartog Advocaat en Procureur B.V.,
14. Praktijkvennootschap mr. E.W. Baart B.V.,
15. Mr. E.P. Keuvelaar Advocaat B.V.,
16. J. Staab Advocaat B.V.,
17. Mr. D. Steffens Advocaat B.V.,
18. Mr. M. de Jong Beheer B.V.,
19. Mr. K. Watanabe Advocaat B.V.,
20. Mr. A. Glijnis Advocaat B.V.,
21. W. Bonnet Advocaat B.V.,
22. Mr. J. Blakborn Advocaat B.V.,
23. de maatschap Van Diepen Van der Kroef Advocaten,
VDVDK,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
grief IIricht [appellant] zich tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat niet gebleken is van een afspraak dat VDVDK de zaken waarop zij pandrecht had vóór 1 juli 2018 uit de panden diende te verwijderen. [appellant] betoogt dat die afspraak er wel is. Het bestaan daarvan blijkt uit het feit dat de leveringsdatum van 1 juli 2018 juist is gekozen om VDVDK voldoende gelegenheid te geven haar pandrecht op de inboedelgoederen uit te oefenen. VDVDK heeft dat volgens hem ook expliciet bevestigd in een e-mailbericht van 8 mei 2018.
grief IIIricht [appellant] zich tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat hij onvoldoende heeft onderbouwd zijn stelling dat hij is bewogen tot het maken van de afspraak met VDVDK over betaling van € 35.000,- als gevolg van de onjuiste informatie die VDVDK hem heeft verstrekt en dat hij daardoor heeft gedwaald.
grieven IV, V en VIbetoogt [appellant] dat zijn conventionele vorderingen ten onrechte zijn afgewezen, de reconventionele vordering ten onrechte is toegewezen en [appellant] ten onrechte is veroordeeld in de proceskosten (conventie en reconventie). VDVDK weigerde immers, aldus [appellant] , ten onrechte onvoorwaardelijk mee te werken aan royement van haar hypothecaire inschrijvingen. Bovendien had met minder ver gaande toewijzing kunnen worden volstaan omdat [appellant] had aangeboden zekerheid te stellen voor het bedrag van € 35.000,-. Tot slot had in ieder geval de meer subsidiaire vordering van [appellant] moeten worden toegewezen en niet de reconventionele vordering met dezelfde strekking van VDVDK.