Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zaaknummer gerechtshof ’s-Hertogenbosch 200.114.689
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[geïntimeerde 1] B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
1.Het geding in hoger beroep na verwijzing
2.De verdere beoordeling van het hoger beroep
De feiten bij de verdere beoordeling
) is het volgende beslist.Wanneer iemand zich contractueel heeft gebonden, waardoor de contractsverhouding waarbij hij partij is in het rechtsverkeer een schakel is gaan vormen waarmee de belangen van derden, die aan dit verkeer deelnemen, in allerlei vormen kunnen worden verbonden, staat het hem niet onder alle omstandigheden vrij de belangen te verwaarlozen die derden bij de behoorlijke nakoming van het contract kunnen hebben. Indien de belangen van een derde zo nauw zijn betrokken bij de behoorlijke uitvoering van de overeenkomst dat hij schade of ander nadeel kan lijden als een contractant in die uitvoering tekortschiet, kunnen de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, meebrengen dat die contractant deze belangen dient te ontzien door zijn gedrag mede door die belangen te laten bepalen. Bij de beantwoording van de vraag of deze normen dit meebrengen, zal de rechter de terzake dienende omstandigheden van het geval in zijn beoordeling dienen te betrekken, zoals de hoedanigheid van alle betrokken partijen, de aard en strekking van de desbetreffende overeenkomst, de wijze waarop de belangen van de derde daarbij zijn betrokken, de vraag of deze betrokkenheid voor de contractant kenbaar was, de vraag of de derde erop mocht vertrouwen dat zijn belangen zouden worden ontzien, de vraag in hoeverre het voor de contractant bezwaarlijk was met de belangen van de derde rekening te houden, de aard en omvang van het nadeel dat voor de derde dreigt en de vraag of van hem kon worden gevergd dat hij zich daartegen had ingedekt, alsmede de redelijkheid van een eventueel aan de derde aangeboden schadeloosstelling.
€ 30.000. DMB had het in de hand om [geïntimeerden] te verplichten voor 1 februari 2008
20 appartementen af te nemen, zodat Compaen zich niet op de ontbindende voorwaarde kon beroepen. Ook indien DMB geen beroep zou doen op de afnameplicht van [geïntimeerden] , zou [geïntimeerden] voor elk gegarandeerd appartement € 15.000 ontvangen, samen € 300.000. DMB heeft verder bedongen dat indien de overeenkomst met Compaen om welke reden ook ontbonden zou worden, die tussen haar en [geïntimeerden] ook zou worden ontbonden. Dat is uiteindelijk ook gebeurd. Niet relevant vindt het hof dat de overeenkomst tussen DMB en Compaen feitelijk is beëindigd in plaats van ontbonden. DMB had het lot van de beide overeenkomsten aan elkaar verbonden. De strekking van de overeenkomst [geïntimeerden] -DMB brengt met zich dat voor [geïntimeerden] duidelijk moet zijn geweest dat met een “ontbinding van de koopovereenkomst” in de overeenkomst [geïntimeerden] -DMB, ook andere vormen van beëindiging van de koopovereenkomst werden bedoeld en niet alleen een ontbinding als bedoeld in het Burgerlijke Wetboek (de Haviltex-maatstaf). Met het hof Den Bosch is het hof van oordeel dat voor het inroepen van bedoelde ontbindende voorwaarde uit de overeenkomst [geïntimeerden] -DMB geen tekortkoming van [geïntimeerden] was vereist.
€ 100.000 moest bijdragen, heeft Compaen tegen de achtergrond van de hoedanigheid van partijen, de aard en de strekking van de overeenkomst tussen Compaen en DMB, de wijze waarop [geïntimeerden] betrokken is geraakt bij de overeenkomst tussen DMB en Compaen en de daarmee samenhangende mate waarin [geïntimeerden] erop mocht vertrouwen dat Compaen rekening zou houden met haar belangen, alsmede de omvang en de aard van het nadeel dat [geïntimeerden] zou kunnen lijden, de belangen van [geïntimeerden] naar het oordeel van het hof voldoende ontzien. Compaen heeft zich dan ook niet onrechtmatig jegens [geïntimeerden] gedragen. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
3.De beslissing
€ 5.160 aan salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak voor het hoger beroep vastgesteld op € 4.926,64 aan verschotten op € 12.732,50 aan salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;
L.F. Wiggers-Rust, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
6 augustus 2019.