Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een brief van mr. Hamelink van 4 juni 2019 met producties;
3.De feiten
Naar aanleiding van de doodsbedreigingen naar een leidinggevende op 11-05-2018, hebben wij jou per direct op non-actief gezet, ruim voor deze datum hadden wij al verschillende klachten ontvangen van diverse klanten, dit betrof o.a. meerder malen per maand te laat komen, geen tot nauwelijks rapportages maken conflicten met collega’s, hierop ben je ook al aangesproken.
Er werd informatie opgevraagd bij de huisarts (…) Er is sprake van PTSS klachten. Mishandelde man, traumagerelateerde klachten. Zeer onveilige hechting vanaf de vroege kindertijd. Wantrouwen staat op de voorgrond. (…) Er is sprake van een psychische stoornis welke leidt tot beperkingen voor arbeid. (…) De claim van klant op 22-05-2018 geen werk verricht te kunnen hebben, is plausibel, daar er retrospectief, zoals blijkt uit eigen onderzoek en vanuit de ontvangen informatie vanuit de behandelende sector, sprake was van ziekte, hetgeen geleid heeft en momenteel nog leidt tot beperkingen voor arbeid.”
4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
5.De beoordeling in principaal en incidenteel hoger beroep
aanvang arbeidsovereenkomst
omvang arbeidsovereenkomst
einde arbeidsovereenkomst
aanspraak op doorbetaling van loon
dat wordt me allemaal teveel”). Daarna is het onder 3.4 genoemde telefoongesprek gevolgd, waarin [verzoeker] zeer emotioneel was en ernstig uit zijn slof is geschoten richting zijn leidinggevende. Bovendien waren er klachten over het functioneren van [verzoeker] bij opdrachtgevers (zoals te laat komen). [verzoeker] heeft tijdens de zitting gezegd dat hij [verweerder] ( [verweerder] ) op de hoogte had gesteld van zijn PTSS; [verweerder] betwist dat. Zelfs indien [verweerder] niet wist dat [verzoeker] PTSS heeft, hadden voormelde signalen voor hem als goed werkgever reden moeten zijn om te onderzoeken wat er met [verzoeker] aan de hand was. Vaststaat immers dat [verzoeker] tot zijn vertrek naar [land] gedurende het hele dienstverband altijd goed heeft gefunctioneerd. Niet voor niets kon hij direct na zijn terugkeer weer bij [verweerder] aan de slag. In deze omstandigheden had het op de weg van [verweerder] gelegen om de daarop volgende ziekmelding door [verzoeker] in zijn app-bericht van 22 mei 2018 (3.5) serieus te nemen. De bewoordingen van dat app-bericht zijn duidelijk: [verzoeker] meldt dat hij ziek is en dat hij zich wil ziekmelden. Dat hij daaraan toevoegt “ivm een ziekteuitkering” doet niet af aan zijn duidelijke mededeling van ziekte. Door het UWV werd hij terugverwezen naar [verweerder] als werkgever. [verweerder] stelt dat hij dit bericht niet als een ziekmelding heeft begrepen. Daarbij refereert [verweerder] aan het gesprek dat hij op 28 mei 2019 had met [verzoeker] en waarin besproken is dat het er [verzoeker] slechts om ging om een Ziektewetuitkering te krijgen, omdat hij geen inkomen had. [verzoeker] bestrijdt dat in dat gesprek over zijn ziekte is gesproken. Hij stelt dat het gesprek ging over het telefoongesprek met zijn leidinggevende (3.4) en over het verwijt van slecht functioneren. Wat daarvan zij, in elk geval zijn partijen het erover eens dat [verzoeker] tijdens dat gesprek bijna niks heeft gezegd (naar hij ter zitting toelichtte omdat hij tegenover twee man zat, bang was dat hij emotioneel zou worden en hij zich door [verweerder] niet serieus genomen voelde). Van [verweerder] had als goed werkgever verwacht mogen worden dat hij, gelet op het verloop van het dienstverband en de hiervoor genoemde signalen, op dat moment een bedrijfsarts inschakelde om (de gezondheid van) [verzoeker] te laten onderzoeken. Daarbij weegt het hof mee dat [verweerder] [verzoeker] met de tewerkstelling in werkweken van gemiddeld 94 uur in 2017 buitensporig heeft belast met alle risico’s voor de gezondheid van een werknemer vandien.
vakantietoeslag
ontbindingsverzoek [verweerder]