Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
bioscoop met horeca-exploitatie horecabedrijfsruimte.Verder was in het contract al de premie voor normale winkelruimte bepaald, vastgesteld op 1‰ en de meerpremie zoals deze op dat moment gold, namelijk 4,4‰.
verzekerde waarde x premie = premiebedrag. Nu is uitgegaan van het bij MUZ in rekening gebrachte premiebedrag is daarin de taxatiewaarde van dat jaar verdisconteerd. Inbev heeft de cijfers in dit overzicht onvoldoende gemotiveerd betwist. De enkele stelling (in de toelichting op grief IX) dat Inbev niet gehouden is de beste verzekering voor de beste prijs te sluiten is, zoals hiervoor overwogen, daartoe onvoldoende. Het hof zal dus van de in het overzicht genoemde premiebedragen uit gaan, die zijn gebaseerd op basis van de berekende premie waarbij steeds is uitgegaan van 3,76 minus 1 promille voor verhuurder en de aan huurder door te berekenen meerpremie van 1,3, zodat jaarlijks 2,46 promille teveel is betaald. Het gaat dan om de volgende bedragen tot een totaalbedrag van € 10.203,63 (uitgaande van het schema en de gehanteerde formule), waarbij over de jaren 2011, 2012 en 2013 het gefactureerde bedrag volledig is voldaan en in 2014 en 2015 gedeeltelijk:
horecabedrijvenpremiezodat niet valt uit te sluiten dat dit een korting voor de gezamenlijk verzekerde panden betreft. Ook is nog niet duidelijk of deze korting vanaf het begin van de verzekeringsovereenkomst is gegeven.