Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin hij niet als belanghebbende werd aangemerkt in de procedure tot ondertoezichtstelling van zijn minderjarige kind. De vader, die de biologische en juridische vader is, verzocht het hof om hem als belanghebbende aan te merken, zodat hij betrokken kon worden bij de besluitvorming omtrent de ondertoezichtstelling. De rechtbank had eerder beslist dat de vader niet als belanghebbende kon worden aangemerkt op basis van artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen, inclusief de langdurige relatie tussen de vader en de moeder, en de betrokkenheid van de vader bij de opvoeding van het kind tot november 2018. Het hof concludeert dat er sprake is van 'family life' zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Hierdoor is de vader alsnog als belanghebbende aangemerkt in de procedure. Het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank voor zover deze de vader niet als belanghebbende aanmerkte en wijst de overige verzoeken van de vader af. De beslissing is op 23 juli 2019 uitgesproken in het openbaar.