In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 juli 2019 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep dat is ingesteld door [verzoeker], die als bewindvoerder was aangesteld over de goederen van [belanghebbende]. [Verweerster] had eerder verzocht om [verzoeker] als bewindvoerder te ontslaan en zelf als opvolgend bewindvoerder te worden benoemd. De kantonrechter heeft dit verzoek ingewilligd, wat heeft geleid tot het hoger beroep van [verzoeker].
[Verweerster] heeft in haar verweerschrift verzocht om schorsing van de procedure op grond van artikel 225 Rv, stellende dat [verzoeker] door zijn ontslag zijn procesvertegenwoordigingsbevoegdheid heeft verloren. Het hof heeft echter geoordeeld dat artikel 225 Rv niet van toepassing is op verzoekschriftprocedures, zoals deze zaak, en dat de procedure dus niet geschorst kan worden.
Het hof heeft verder aangegeven dat de ontvankelijkheid van [verzoeker] in het hoger beroep aan de orde zal komen, vooral gezien zijn ontslag als bewindvoerder. De zaak zal voortgezet worden en er zal een datum voor mondelinge behandeling worden vastgesteld. Het hof heeft ook verzoeken gedaan aan de betrokken partijen om informatie te verstrekken over de mogelijkheden van [belanghebbende] om de zitting bij te wonen, gezien haar medische situatie.