Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
“zodra u geen belang meer hebt bij een verzekerde zaak en u de feitelijke macht daarover verliest.”
“na ontvangst van de schadepenningen van ASR”de eigendom van de auto aan ASR overgedragen. Maar ASR heeft bij brief van 29 december 2011 (productie 2 bij akte van ASR voor de comparitie in eerste aanleg) aan (de assurantietussenpersoon van) Bosporus bericht dat de geclaimde diefstalschade niet onder de dekking valt en niet voor vergoeding in aanmerking komt. De eigendom van de auto is dus niet aan ASR overgedragen, nu er geen schadepenningen zijn betaald. Hoewel Bosporus de feitelijke macht over de auto had verloren, hield zij dus, ondanks de diefstal, toch belang bij (de eigendom van) de auto, de waarde ervan en de mogelijkheid om deze terug te krijgen. Aldus had zij nog steeds een verzekerbaar belang.
“Een verzekering eindigt als wij deze schriftelijk opzeggen: binnen 30 dagen nadat wij op de hoogte zijn gebracht van een gebeurtenis die ons kan verplichten tot het geven van een vergoeding.”
“(poging tot) diefstal, braak, joyriding, verduistering, oplichting of vermissing”. Deze categorie sluit naadloos aan bij de dekkingsbepaling in artikel 4 lid 1, aanhef en onder c. van de Bijzondere Voorwaarden Personenautoverzekering Casco Compleet (productie 1 bij conclusie van antwoord):
“diefstal, braak, verduistering, oplichting, joyriding, vermissing en poging tot diefstal, braak en joyriding”. Ook de aanvullende uitsluiting in artikel 8, aanhef en onder 8 van die voorwaarden wegens het ontbreken van een anti-diefstalsysteem is slechts beperkt tot de gevallen van joyriding of diefstal. Dit betekent dat Bosporus als verzekeringnemer, al werd zij bijgestaan door een verzekeringstussenpersoon (Sentez), in redelijkheid niet behoefde te verwachten dat ASR de alarmklasseclausule ook wilde betrekken op de in artikel 4 lid 1, aanhef en onder a. van die voorwaarden naast diefstal nevengeschikt opgenomen categorie:
“brand, ontploffing, blikseminslag, zelfontbranding en kortsluiting”.
“dominant cause”leer verwijst zij naar de omschrijving van het begrip
“gebeurtenis”onder Bedrijfsverzekeringen Algemene Begripsomschrijving (productie 4 bij memorie van antwoord), te weten
“Een voorval of een reeks van voorvallen die met elkaar verband houden, waardoor schade ontstaat. De gebeurtenis moet plaatsvinden tijdens de looptijd van de verzekering.”
“gebeurtenis”is echter onduidelijk op het punt van het daar bedoelde
“verband”: gaat het om een temporeel (tijds-)verband of een causaal (oorzakelijk) verband of een andersoortig verband? Dit onderscheid is van belang omdat geen van beide partijen in deze zaak heeft uiteengezet (en mogelijk ook niet zal hebben ontdekt of kan achterhalen) welke personen wat met de auto hebben uitgespookt in de hier relatief lange periode tussen de diefstal van 21/22 oktober 2011 en de vondst van de uitgebrande auto omstreeks 10 april 2012; er bestaat alleen een volgordeverband tussen de diefstal en de brand, van meer is niet gebleken. Vooral is niet bekend wanneer en waardoor de auto in brand is geraakt en of er een causaal verband is tussen de diefstal en de brand. De brand is gedurende deze langere periode niet per se een gevolg van de eind oktober 2011 gepleegde diefstal geweest. Ook wanneer wordt uitgegaan van de
“dominant cause”leer betekent dit in dit specifieke geval dus niet dat de schade als gevolg van de diefstal (als
“dominant cause”moet worden beschouwd. Uiteindelijk bieden de polisvoorwaarden voor dit geval van polycausaliteit geen aanwijzing voor de door ASR voorgestane uitleg. Als ASR op een geval als dit de
“dominant cause”leer had willen toepassen, had het op haar weg gelegen om dit in duidelijke bewoordingen in de polisvoorwaarden op te nemen. Dat heeft zij echter nagelaten.