Uitspraak
EOC,
Cordial,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
In dit tussenarrest heeft het hof een comparitie na memorie van antwoord gelast. Deze comparitie is gehouden op 11 juni 2019; het daarvan opgemaakte proces-verbaal maakt deel uit van de stukken.
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
1 april 2013 het bestand ‘adhesive market data’ geleverd met alle belangrijke bedrijfsgegevens van Cordial. EOC heeft aan [A] niet alleen informatie over klanten van Cordial gevraagd en verkregen, maar ook informatie over in- en verkoopprijzen, over prijsafspraken, over (specifieke bewerkingen en het gebruik van) grondstoffen alsmede productsamenstellingen en specifieke lijmrecepturen voor klanten van Cordial. Deze vertrouwelijke informatie en kennis is vervolgens door EOC gebruikt bij het benaderen en verwerven van klanten van Cordial. EOC heeft Cordial aldus op systematische wijze onrechtmatig beconcurreerd en is jegens haar aansprakelijk voor de schade die Cordial daardoor lijdt en heeft geleden. EOC heeft door haar nagebootste producten van Cordial aan klanten van Cordial aangeboden tegen prijzen die onder de prijzen van Cordial liggen. Dit heeft volgens Cordial geleid tot een leegloop van klanten dan wel tot het substantieel moeten verlagen van de prijzen door Cordial om klanten aan zich te kunnen blijven binden. Cordial lijdt vermogensschade en is direct, negatief getroffen in haar productieproces en bedrijfsvoering door de afname van afzet met allerlei personele gevolgen.
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:566). De inleidende dagvaarding is uitgebracht op
14 december 2017. Daarvan uitgaande dient het hof in het voorliggende geval te onderzoeken of rechtsmacht van de Nederlandse rechter voortvloeit uit de bepalingen van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van
12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking),
PbEU2012, L 351 (hierna: Verordening 1215/2012). Bij de beantwoording van de vraag of hij rechtsmacht heeft, dient de rechter zich niet te beperken tot de stellingen van de eisende partij, maar moet hij ook acht slaan op de beschikbare gegevens over de werkelijk tussen partijen bestaande rechtsverhouding en op de stellingen van de gedaagde
(HvJ EU 28 januari 2015, ECLI:EU:C:2015:37
Kolassaen HvJ EU 16 juni 2016, ECLI:EU:C:2016:449
Universal Music). Hieruit volgt dat die rechtsmacht niet mag worden bepaald op basis van enkel de door de eiser gekozen grondslag van zijn vordering.
PbEU2001, L 12.
De rechtspraak van het Hof van Justitie over de uitleg van bepalingen uit deze laatstgenoemde verordening gelden ook voor de uitleg van de daarmee overeenstemmende bepalingen uit Verordening 1215/2012.
Brogsitter, en HvJ EU 10 september 2015, ECLI:EU:C:2015:574,
Holterman Ferho Exploitatie).
Bieren daarna onder meer in 19 april 2012, ECLI:EU:C:2012:220,
Wintersteiger, punt 19; 28 januari 2015, ECLI:EU:C:2015:37,
Kolassa, punt 45, en
16 juni 2016, ECLI:EU:C:2016:449,
Universal Music International Holding, punt 28. Uit vaste rechtspraak van het Hof van Justitie volgt dat de bijzondere bevoegdheidsregels uit Hoofdstuk II, afdeling 2 van Verordening 1215/2012, dus ook de bevoegdheid op grond van artikel 7 lid 2, strikt en autonoom moeten worden uitgelegd (HvJ EU 16 mei 2013, ECLI:EU:C:2013:305,
Melzer, HvJ EU 5 juni 2014, ECLI:EU:C:2014:1318,
Cotyen HvJ EU 10 september 2015, ECLI:EU:C:2015:574,
Holterman Ferho Exploitatie).
CDC Hydrogen Peroxide, HvJ EU16 juni 2016, ECLI:EU:C:2016:449,
Universal Music International Holding, punt 26, en HvJ EU 17 oktober 2017, ECLI:EU:C:2017:766,
Bolagsupplysningen en Ilsjan, punt 26).
Marinari). Bijgevolg kan dit begrip niet zo ruim worden uitgelegd dat het ook ziet op de plaats waar de gelaedeerde stelt vermogensschade te hebben geleden als gevolg van een door hem, in een andere staat ingetreden aanvankelijke schade. Het gaat niet om de plaats waar de verzoeker woont of waar zich het centrum van zijn vermogen bevindt. De rechter dient aan de hand van de feitelijke omstandigheden van de zaak het aanknopingspunt te bepalen dat het nauwst verband houdt met de plaats van de gebeurtenis die met de schade in een oorzakelijk verband staat en met de plaats waar de schade is ingetreden (HvJ EU 10 juni 2004, ECLI:EU:C:2004:364
Kronhofer,HvJ EU 21 mei 2015, ECLI:EU:C:2015:335
CDC Hydrogen Peroxideen HvJ EU 10 september 2015, ECLI:EU:C:2015:574,
Holterman Ferho Exploitatie. Dit onderzoek heeft enkel tot doel de aanknopingspunten met de forumstaat te identificeren die zijn bevoegdheid krachtens artikel 5, punt 3, van verordening nr. 44/2001 rechtvaardigen (HvJ EU 16 juni ECLI: EU:C:2016:449,
Universal Music International Holding, punt 44), en daarbij dient de verwijzende rechter zich te beperken tot een
prima facie-onderzoek van het geding zonder het ten gronde te onderzoeken (HvJ EU 5 juli 2018, ECLI:EU:C:2018:533,
FlyLal, punt 54).
prima faciebeoordeeld gelet op de in dit geding vaststaande feiten, voldoende om de bevoegdheid van de Nederlandse rechter op dit onderdeel aan te nemen. Hoogeveen en Zeegse liggen beide in het arrondissement Noord-Nederland zodat ook de rechtbank Noord-Nederland relatief bevoegd was. Het verweer van EOC dat dan voor de zittingslocatie Assen en niet voor de zittingslocatie Groningen had moeten worden gedagvaard, wordt door het hof gepasseerd, nog daargelaten dat ook volgens EOC ten aanzien van Eska Board de zittingslocatie Groningen de juiste was. Dat EOC een en ander inhoudelijk betwist, betreft de zaak ten gronde, welk verweer de rechter dient te beoordelen nadat de rechtsmacht is vastgesteld.
Grief 2slaagt in zoverre, waarbij nog aantekening verdient dat de rechtbank uitsluitend ingaat op het verlies aan afzetmogelijkheden en dit punt bij de beoordeling van de bevoegdheid verder buiten beschouwing heeft gelaten.
grieven 3 en 4, waarin EOC erover klaagt dat de rechtbank van een te ruim schadebegrip is uitgegaan, zijn op zich terecht voorgedragen nu de rechtbank de gestelde secundaire schade (het verlies aan mogelijkheden, door Cordial aangeduid als de omvang van het bedrijf en het aantal personeelsleden, de relatie met de bank en de mogelijkheid tot productinnovatie) heeft betrokken bij de bevoegdheidsvraag, maar deze grieven kunnen, gelet op hetgeen het hof hiervoor over het ‘Handlungsort’ heeft overwogen, niet tot vernietiging van het vonnis ten aanzien van de bevoegdheid betreffende de eerste vordering leiden.
Bolagsupplysningen en Ilsjan.Naar ’s hof oordeel is er evenwel geen grond om de Nederlandse rechter ook bevoegd te oordelen ten aanzien van de rectificatie van vanuit België rond 8 april 2016 verzonden brieven en de daaraan verbonden vordering tot openbaarmaking van de lijst van adressanten. Het hof zal in zoverre grief 5 gegrond beoordelen en de Nederlandse rechter onbevoegd verklaren met betrekking tot de vordering onder II en de vordering onder III voor zover die betrekking heeft op deze brieven.
5.De beslissing
31 oktober 2018 en in zoverre opnieuw rechtdoende:
2 juli 2019.