ECLI:NL:GHARL:2019:542

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
22 januari 2019
Zaaknummer
200.216.688
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over contractuele verplichtingen en auteursrechtelijke claims in leasinggeschil

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een geschil tussen twee appellanten en een besloten vennootschap (B.V.) over een leaseovereenkomst. De appellanten, beiden vennoten van een vennootschap onder firma, hebben in eerste aanleg verloren en zijn in hoger beroep gegaan. De kern van het geschil betreft de vraag of er sprake is van een contractsovername en of de appellanten aansprakelijk zijn voor openstaande facturen van de leasemaatschappij. Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten in gebreke zijn gebleven met de betaling van de leasebedragen en dat de contractspartij altijd de B.V. is gebleven, ondanks gesprekken over een mogelijke overname door een andere leasemaatschappij. Het hof heeft de vordering van de B.V. tot betaling van de openstaande bedragen toegewezen en de vordering van de appellanten in reconventie afgewezen, die onder andere een schadevergoeding eisten voor gederfde omzet en schending van auteursrechten. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van een schending van het auteursrecht, omdat er geen bewijs was dat de bestickering van de auto niet tijdig was verwijderd. De grieven van de appellanten werden verworpen en het vonnis van de kantonrechter werd bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.216.688/01
(zaaknummer rechtbank 2077928 CV EXPL 16-3205
arrest van 22 januari 2019
in de zaak van

1.[Appellant 1] , en

2.[Appellant 2] ,

beiden wonende te [Woonplaats ] ,
appellanten in het hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
advocaat: mr. C.A. Spekschoor,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Geintimeerde] B.V.,
gevestigd te [Woonplaats ] ,
geïntimeerde in het hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna: [Geintimeerde] ,
advocaat: mr. R.M. Burger.
Appellant(e) sub 1 zal hierna [Appellant 1] , appellant(e) sub 2 [Appellant 2] en appellanten gezamenlijk zullen (in vrouwelijk enkelvoud) [Appellanten] . worden genoemd.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 18 juli 2017 hier over.
1.2.
Het verdere verloop blijkt uit:
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 15 augustus 2017,
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord, met één productie.
1.3.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Het hof gaat uit van de volgende feiten.
2.2.
Op 27 juni 2013 heeft [Appellant 1] in zijn hoedanigheid van directeur van [X] B.V. (hierna [X] ) een basisovereenkomst tot leasing gesloten met [Geintimeerde] . waarbij aan [X] een Ford Ranger 2.5 tdci wildtrak supercab met kenteken [Kenteken] , hierna ook: de auto, ter beschikking is gesteld. Ook op 27 juni 2013 heeft [Appellant 1] een aanvullende overeenkomst met [Geintimeerde] ondertekend. Op 2 juli 2013 heeft [Appellant 1] een orderbevestiging ondertekend waarmee [X] akkoord is gegaan met de operational lease van de auto. De Algemene Bepalingen Operationele Lease van [Geintimeerde] maken deel uit van de overeenkomst. [X] heeft op 8 oktober 2013 haar activiteiten gestaakt.
2.3.
Bij brief van 3 oktober 2013 heeft [Geintimeerde] aan de vennootschap onder firma [Y] (hierna ook: [Y] ) meegedeeld dat zij op verzoek de leaseovereenkomst heeft gewijzigd in die zin dat de overeenkomst met nummer [nummer overeenkomst] met betrekking tot de auto is overgenomen door [Y] , een vennootschap onder firma. [Appellant 1] en [Appellant 2] waren vennoten van [Y] . Deze brief van [Geintimeerde] is door [Appellant 1] namens [Y] voor akkoord getekend. In verband met deze contractovername is aan [Y] onder meer verstrekt een stuk met als opschrift “Contractgegevens”, een op 1 oktober 2013 gedateerde basisovereenkomst tot leasing, een aanvullende overeenkomst bij basisovereenkomst met nummer [nummer aanvullende overeenkomst] voor Lessee [Y] van 1 oktober 2013 en een aanvullende overeenkomst met betrekking tot leasing van bestelauto’s.
2.4.
Partijen hebben op enig ogenblik gesproken over overname van de overeenkomst aan de zijde van [Geintimeerde] door [Leasebedrijf] B.V. (hierna ook: [Leasebedrijf] ).
2.5.
Bij e-mails van 21 mei 2015 en 28 mei 2015 heeft “ [E-mailadres] ” aanmaningen aan [Appellant 1] gestuurd voor nog openstaande facturen bij [Leasebedrijf] . Bij e-mails van 24 en 30 juni 2015 heeft [Leasebedrijf] van [Appellanten] . gevorderd dat de auto wordt ingeleverd, uiterlijk op 30 juni 2015 te 17 uur.
2.6.
Per e-mail van 31 juli 2015 heeft [Geintimeerde] aan [Y] geschreven, voor zover van belang:
“[…]
Helaas moeten wij constateren na het prettige gesprek van afgelopen dinsdag 28-07-2015, dat u geen betalingsvoorstel hebt gedaan om de betalingsachterstanden in te lopen. De gemaakte afspraak dat u weer gebruik mag maken van de Ford Ranger met [Kenteken] , zodra u de betalingsachterstand heeft ingelopen komt bij deze te vervallen. Wij hebben het verkoopproces van de Ford Ranger vanaf heden gestart.
Wij zullen de kosten voor het voortijdig beëindigen i.v.m. betalingsachterstanden aan u doorbelasten.[…]
het contract met [Geintimeerde] B.V. is afgesloten op KvK nummer[….]
(V.O.F.), vandaar dat wij u en [Appellant 2] persoonlijk aansprakelijk stellen voor de openstaande vordering bij [Geintimeerde] B.V.
Wij verzoeken u en [Appellant 2] om de bijgaande facturen van totaal € 13.831,58 binnen 14 dagen vanaf heden te voldoen[….]”
2.7.
Bij factuur van 28 juli 2015 is aan [Y] in verband met voortijdige beëindiging van het contract, een bedrag van € 9.973,98 in rekening gebracht. Bij factuur van 15 juli 2015 zijn aan [Y] vier termijnbedragen voor de periode tussen 1 april 2015 en 31 juli 2015 in rekening gebracht. Bij creditfactuur van 28 juli 2015 is een bedrag van € 738,23 gecrediteerd met de omschrijving “
termijnbedrag van 08-07-2015 t/m 31-07-2015”.
2.8.
Bij factuur van 18 augustus 2015 heeft [Geintimeerde] aan [Y] een bedrag van € 175,00 ex btw in rekening gebracht voor “verwijdering belettering bij inname voertuig” en een bedrag van € 367,24 ex btw voor “schade die tijdens de inname zijn geconstateerd”. Bij factuur van 31 augustus 2015 is aan [Y] een bedrag van € 407,0 in verband met een bekeuring, vermeerderd met € 5,00 administratiekosten, in rekening gebracht.
2.9.
Per e-mail van 1 augustus 2015 heeft [Appellant 1] namens [Y] aan [Geintimeerde] onder meer geschreven: “[…]
07-07-2015 is het voertuig met kenteken [Kenteken] ingeleverd met de opmerking de bestikkering te doen verwijderen van het voertuig ivm patent op de bestikkering. Ik heb van u geen bewijs gehad dat het werkelijk is gebeurt. Ik verwacht van u vandaag nog foto’s als bewijs dat het is gebeurt indien het niet zo is leg ik u een schadeclaim op van 10k per dag.[…]”.
2.10.
Partijen hebben vervolgens per e-mail gecorrespondeerd over eventuele voortzetting van de overeenkomst en over de verwijdering van de belettering op de door [Appellanten] . ingeleverde auto.

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1.
[Geintimeerde] heeft in eerste aanleg (in conventie) – samengevat – gevorderd om [Appellanten] . te veroordelen tot betaling van € 15.968,79 aan hoofdsom, rente en incassokosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2016 over € 14.900,74 tot aan de dag van de algehele voldoening, hoofdsom en rente samen een beperkt tot een maximumbedrag van €25.000,00, met veroordeling van [Appellanten] . in de kosten van het geding.
Zij legt aan deze vordering ten grondslag dat [Appellanten] . in gebreke is gebleven met de voldoening van de termijnbedragen en van de in verband met de beëindiging van de leaseovereenkomst met [Y] verschuldigde vergoeding. Zowel op grond van de overeenkomst als op grond van de wet is [Appellanten] . buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. [Geintimeerde] B.V. begroot deze kosten op een bedrag van € 913,32.
3.2.
[Appellanten] . heeft in eerste aanleg (in reconventie) – samengevat – gevorderd dat (onder meer) [Geintimeerde] zou worden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 250.000,00 voor gederfde omzet en schending van haar auteursrecht.
3.3.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 22 februari 2017 de vordering in conventie toegewezen en de vordering in reconventie afgewezen.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1.
Het hof overweegt allereerst dat de kantonrechter in het bestreden vonnis het volgende heeft vooropgesteld:
"
7.2. [Appellanten] . heeft als verweer tegen de hem in rekening gebrachte maandtermijnen aangevoerd dat hij facturen heeft ontvangen van [Leasebedrijf] , dat [Geintimeerde] B.V. hem heeft bevestigd dat de overeenkomst is overgenomen door [Leasebedrijf] , maar dat hem geen (nieuw) contract is toegestuurd. [Appellanten] . concludeert uit het feit dat [Leasebedrijf] hem facturen heeft toegestuurd dat hij geen betalingsachterstand bij [Geintimeerde] B.V. heeft. [Geintimeerde] B.V. heeft naar aanleiding van dit verweer aangevoerd dat inderdaad bekeken is of de overeenkomst overgenomen kon worden door [Leasebedrijf] . De overname was zo goed als rond, vandaar dat [Leasebedrijf] in plaats van [Geintimeerde] B.V. destijds enige facturen heeft gestuurd. De overname is echter afgeketst. [Geintimeerde] B.V. is daarom altijd de contractspartij van [Y] / [Appellanten] . gebleven. Na het afketsen van de contractovername heeft [Leasebedrijf] de door haar verzonden facturen gecrediteerd en heeft zij, [Geintimeerde] B.V., de betreffende leasetermijnen alsnog aan [Y] in rekening gebracht. De facturen van [Leasebedrijf] heeft [Appellanten] . onbetaald gelaten, aldus [Geintimeerde] B.V.
7.3.
Uit hetgeen [Appellanten] . in zijn conclusie van 10 augustus 2015 heeft aangevoerd, begrijpt de kantonrechter dat [Appellanten] . onderschrijft dat er gesproken is over contractsovername en dat die overname niet door is gegaan. Daardoor is [Geintimeerde] B.V. zijn contractspartij gebleven. [Appellanten] . heeft erkend dat hij aanvankelijk facturen heeft ontvangen van [Leasebedrijf] en nadien van [Geintimeerde] B.V. [Appellanten] . heeft niet weersproken dat hem creditfacturen zijn gestuurd door [Leasebedrijf] voor de ten onrechte in rekening gebrachte leasetermijnen, dat [Geintimeerde] B.V. hem de (credit-)facturen heeft toegestuurd die zij als productie 9 en 10 in het geding heeft gebracht en dat hij die heeft ontvangen.
Nu [Appellanten] . niet (voldoende) heeft weersproken dat [Geintimeerde] B.V. jegens hem aanspraak kan maken op voldoening van de nog niet betaalde leasetermijnen over de periode van 1 april 2015 tot 8 juli 2015 en op vergoeding van de schade die zij lijdt door de voortijdige beëindiging van de overeenkomst als gevolg van – kort gezegd – de wanprestatie van [Y] respectievelijk [Appellanten] . en [Appellanten] . de hoogte van deze vorderingen niet heeft weersproken, ligt de vordering van [Geintimeerde] B.V. voor deze posten voor toewijzing gereed. Anders dan [Appellanten] . heeft aangevoerd, brengt het enkele feit dat [Appellanten] . de auto heeft ingeleverd niet met zich dat [Appellanten] . die openstaande posten niet meer hoeft te betalen."
4.2.
Tegen deze overwegingen zijn geen grieven gericht, en hetgeen in de memorie van grieven (randnummers 8-9) en in de toelichting op de grieven III (randnummer 20) en grief IV (randnummers 23-26) is aangevoerd – in de kern samen te vatten als een verweer dat onduidelijk is gebleven wie nu uiteindelijk contractspartij is geweest, [Geintimeerde] of [Leasebedrijf] – vormt een onvoldoende concrete betwisting van de redenering van de kantonrechter, waaruit volgt dat [Geintimeerde] de contractspartij is gebleven, en van contractsovername (artikel 6:159 BW) door [Leasebedrijf] uiteindelijk geen sprake is geweest, zodat ook het hof daarvan uitgaat. Datzelfde geldt voor de (niet gemotiveerd bestreden) overweging dat, kort gezegd, de vordering van [Geintimeerde] uit hoofde van nog niet betaalde leasetermijnen en vergoeding van schade als gevolg van voortijdige beëindiging van de overeenkomst voor toewijzing gereed ligt.
4.3.
Voor zover er in de grieven en IV over wordt geklaagd dat onduidelijk is gebleven wie de contractspartij was [Appellanten] ., kunnen deze dus, gelet op het voorgaande, niet slagen.
Grieven I en II
4.4.
[Appellanten] . grieft tegen de overweging van de kantonrechter dat de kosten die verband houden met reparaties en de Apk-keuring van de auto geen onderdeel uitmaken van de vordering in reconventie in eerste aanleg en buiten beschouwing gelaten zullen worden.
4.5.
Het Hof overweegt als volgt. De eis in reconventie in eerste aanleg is door [Appellanten] . (in persoon) als volgt geformuleerd: “
Ik verzoek u mij in het gelijk te stellen en ik eis een schade vergoeding van [Leasebedrijf] / [Geintimeerde] mede door wij een omzet verlies hebben geleden en in het kader van de auteursrechten een bedrag van € 250.000,00;”.
4.6.
Die eis is niet gewijzigd in de akte houdende uitlaten producties van 28 december 2016 (en op dat moment werd [Appellanten] . bijgestaan door mr. Spekschoor als gemachtigde) en is ook in hoger beroep niet gewijzigd. Deze kosten zijn daarom niet in reconventie gevorderd.
4.7.
Wel is in hoger beroep – expliciet – een beroep op verrekening gedaan. Het hof zal daarom onderzoeken of deze kosten ten onrechte door [Appellanten] . gedragen zijn.
4.8.
[Appellanten] . voert aan dat de overeenkomst inhield dat [Geintimeerde] de kosten van onderhoud en Apk-keuring zou dragen, [Geintimeerde] voert aan dat dat onjuist is. De tekst van de basisovereenkomst tot lease tussen [Y] en [Geintimeerde] luidt:
“[…]
C. Diensten en kosten inbegrepen in de leaseprijs
[…]
1.C directe autokosten die afhankelijk zijn van de kilometrage:
- reparatie, onderhoud en vervanging van banden
- terbeschikkingstelling van een vervangende auto bij onverwachte uitval van de contractauto
[…]
2 In geval van afwijking van de overeengekomen diensten en kosten, als onder lid 1. van dit artikel omschreven, zal de afwijking worden vastgelegd in het betreffende leasecontract.[…]”
4.9.
In het leasecontract tussen [Y] en [Geintimeerde] staat:
“[…]
Motorrijtuigenbelasting : Ja
Reparatie, onderhoud en banden : Nee
Vervangend vervoer : Nee
[…]”
4.10.
De betekenis van deze bedingen in de schriftelijke overeenkomsten moeten door het hof worden vastgesteld aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. In het leasecontract staat uitdrukkelijk dat reparatie en onderhoud niet inbegrepen zijn (“
Nee”) en de basisovereenkomst bepaalt uitdrukkelijk dat op dit punt in het leasecontract ook afgeweken kan worden van de basisovereenkomst. Redelijkerwijs mocht [Appellanten] . daarom niet verwachten dat die kosten in de leasetermijnen inbegrepen waren en [Appellanten] . licht niet toe op grond waarvan zij redelijkerwijs wél mocht verwachten dat reparatie en onderhoud wel in de leasetermijnen begrepen zouden zijn. Voor de kosten van de Apk-keuring ligt het mogelijk anders, maar uit de overgelegde facturen blijkt niet dat die zien op een Apk-keuring. Daarom kan het hof niet vaststellen dat [Appellanten] . de kosten van een Apk-keuring heeft betaald.
4.11.
Het standpunt van [Appellanten] . dat de reparatiekosten niet zien op onderhoud en herstel van normale slijtage, maar zouden zijn veroorzaakt doordat [Geintimeerde] een gebrekkig product ter beschikking heeft gesteld, is op geen enkele wijze feitelijk onderbouwd. Het hof verwerpt daarom dit standpunt. Dat wil zeggen dat [Appellanten] . de door haar gemaakte kosten niet kan verrekenen met de verschuldigde facturen. De grieven I en II falen zodoende.
Grief 3
4.12.
In het kader van grief 3 en de daarop volgende grief IV voert [Appellanten] . nog aan dat [Appellanten] . geen kennis heeft kunnen nemen van de algemene voorwaarden van [Leasebedrijf] of [Geintimeerde] en dat [Geintimeerde] zelf het einde van het contract heeft veroorzaakt. Volgens [Appellanten] . kunnen de beëindigingsvergoeding en de kosten van het verwijderen van de stickers om die redenen ook niet toegewezen worden.
4.13.
Het hof overweegt als volgt. [Appellanten] . heeft de leasetermijnen van april tot en met (8) juli 2015 niet betaald. Dat is een tekortkoming die de ontbinding (door [Geintimeerde] ) rechtvaardigt. Het betoog van [Appellanten] . dat [Geintimeerde] zelf het einde van het contract heeft veroorzaakt en daarom geen recht zou hebben op de beëindigingsvergoeding faalt.
4.14.
Op de overeenkomst tussen (oorspronkelijk) [X] en [Geintimeerde] zijn de Algemene Bepalingen Operational Lease van toepassing verklaard. Bij de overname van het contract door [Y] zijn de Algemene Bepalingen van toepassing verklaard en hebben [Appellant 1] en [Appellant 2] de overeenkomst getekend waarin als voorgedrukte verklaring van de vof is opgenomen: “
Lessee verklaart de Algemene Bepalingen te hebben ontvangen en daarvan te hebben kennisgenomen en de rechten en plichten daaruit voortvloeiend te aanvaarden”. Door [Appellanten] . is niet toegelicht dat die verklaring onjuist zou zijn of dat de vof (en dus haar vennoten) om een andere reden daaraan niet gehouden zou kunnen worden. Dat wil zeggen dat een eventueel beroep op vernietigbaarheid van de Algemene Bepalingen omdat die niet ter hand zouden zijn gesteld (artikel 6:233 aanhef en onder b. juncto 6:234 aanhef en onder a. BW), moet falen. Op grond van artikel 18.4.6. van de Algemene Bepalingen komen de kosten van het verwijderen van “
belettering” of “
bestickering” voor rekening van [Appellanten] .. Dat de auto aan [X] ter beschikking is gesteld met bestickering van een andere organisatie, zodat [X] kosten heeft moeten maken voor het verwijderen van die bestickering en voor het aanbrengen van haar eigen bestickering, maakt het beroep van [Geintimeerde] op deze bepaling nog niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De derde en vierde grief falen.
Grieven IV (te lezen als grief V), VI en VI
4.15.
De overige grieven zien op de afwijzing van de schadevergoeding die ziet op de gestelde schending van het auteursrecht.
4.16.
Het hof overweegt als volgt. Het hof zal veronderstellenderwijs aannemen dat [Appellanten] . auteursrechthebbende is ten aanzien van de stickers op de auto. Wil er sprake zijn van een inbreuk op dat auteursrecht moet er sprake zijn van een verveelvoudiging of openbaarmaking (artikel 1 Auteurswet). Van verveelvoudiging is geen sprake geweest, omdat er geen stickers zijn bijgemaakt of nagemaakt. De gestelde openbaarmaking zou bestaan uit het feit dat [Geintimeerde] niet onverwijld na inname van de ingeleverde auto is overgegaan tot het verwijderen van de bestickering van de auto. Dit deel van het auteursrecht is Europees geharmoniseerd. Op grond van jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU is voor openbaarmaking (“mededeling aan het publiek”) onder meer vereist dat er sprake is van een bewuste mededeling aan een nieuw publiek van een zekere omvang (zie (bijvoorbeeld) ECLI:EU:C:2016:379
Reha Training/GEMA). De enkele stelling van [Appellanten] . dat de bestickering niet is verwijderd is daarom onvoldoende feitelijke grond om aan te nemen dat er van een schending van het auteursrecht sprake zou kunnen zijn. Dat de stickers niet verwijderd zijn, betekent immers nog niet dat het patroon op de auto door [Geintimeerde] bewust is meegedeeld aan een nieuw publiek. Omdat [Appellanten] . niets stelt dat – indien bewezen – tot een ander oordeel zou kunnen leiden, komt het hof ook aan bewijslevering niet toe. Dit deel van de vordering in reconventie is daarom terecht afgewezen en deze grieven falen.
4.17.
Tegen het afwijzen van de vordering in reconventie voor zover die vordering ziet op gederfde omzet is niet afzonderlijk gegriefd, zodat het hof aan de beoordeling van dat deel van de vordering in reconventie niet toekomt.

5.De slotsom

5.1.
De grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
5.2.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [Appellanten] . in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [Geintimeerde] zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 1.952,00
- salaris advocaat € 2.148,00 (2 punten × tarief 1.074,00)

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
6.1.
bekrachtigt het vonnis kantonrechter (rechtbank Gelderland, locatie Zutphen) van 22 februari 2017;
6.2.
veroordeelt [Appellanten] . in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [Geintimeerde] vastgesteld op € 1.952,00 voor verschotten en op € 2.148,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
6.3.
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. van der Pol, O.G.H. Milar en R.F. Groos, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2019.