Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
hierna: [appellante] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
Tevens is de bewindvoerder verschenen. De beschermingsbewindvoerder is, met kennisgeving vooraf, niet verschenen.
3.3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
is vanaf het moment dat zij werd toegelaten tot de schuldsaneringsregeling door de rechter-commissaris ontheven van haar sollicitatieplicht onder de voorwaarde dat indien zij een re-integratietraject vanuit de gemeente krijgt zij daaraan zal moeten meewerken en de bewindvoerder daarvan op de hoogte zal moeten houden.
Op 9 april 2018 heeft bij [appellante] een medisch belastbaarheidsonderzoek door [persoon 2] en [persoon 3] plaatsgevonden. In de door de arbeidsdeskundige op 25 mei 2018 uitgebrachte rapportage wordt als volgt geconcludeerd:
“a. Betrokkene is in staat om werkzaamheden te verrichten binnen de administratieve sector (…) mogelijk in combinatie met een cursus.
Bij e-mail van 22 juni 2018 heeft de bewindvoerder [appellante] meegedeeld dat zij met onmiddellijke ingang aan de sollicitatieplicht zal moeten voldoen.
Op 1 november 2018 is [appellante] door de rechtbank gehoord. Tijdens die zitting heeft [appellante] verklaard dat zij in december 2018 kan starten met een opleiding tot buschauffeur en dat zij per januari 2019 een (vast) contract van 32 uur per week bij Connexxion kan krijgen.
Blijkens het verkort proces-verbaal van 1 november 2018 is [appellante] tijdens die zitting voorgehouden dat zij de bewindvoerder - gevraagd en ongevraagd - op de hoogte moet houden van alle (financiële) zaken die de schuldsaneringsregeling (kunnen) raken en dat zij met de bewindvoerder moet bespreken op welke wijze invulling moet worden gegeven aan de nakoming van de sollicitatieplicht in verband met haar uitzicht op een betaalde baan. Verder is [appellante] erop gewezen dat zolang zij niet fulltime werkt, de sollicitatieplicht in beginsel voor haar van kracht blijft.
3.4 De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling van [appellante] tussentijds beëindigd, omdat [appellante] niet heeft voldaan aan de uit die regeling voortvloeiende verplichtingen.
Kort samengevat heeft de rechtbank aan deze beslissing ten grondslag gelegd het niet voorafgaand informeren van de bewindvoerder over de intentie om een onbetaalde proefplaatsing aan te gaan, het niet voldoen aan de sollicitatieplicht en het niet geven van informatie over het traject bij Connexxion. Bij haar oordeel heeft de rechtbank verder betrokken dat [appellante] zonder voorafgaande kennisgeving niet op de zitting van 18 april 2019 is verschenen en al meerdere keren (zowel door de bewindvoerder als door de rechter op de zitting) was gewaarschuwd met betrekking tot de (nakoming van de) informatie- en sollicitatieplicht en dat zij in reactie hierop uitdrukkelijk beterschap had beloofd.
Ter zitting in hoger beroep heeft [appellante] verklaard dat zij wegens toegenomen COPD-klachten momenteel niet langer dan 20 uur per week kan werken. Zij hoopt met (lichtere) werkzaamheden uiteindelijk wel het maximale aantal uren (32 per week) werkzaam te zijn.
Zo blijkt onder meer uit het 6e vervolgverslag van de bewindvoerder (19 maart 2019) dat [appellante] de bewindvoerder geen informatie heeft verschaft over haar na de zitting van
1 november 2018 opgekomen (verergering van haar) gezondheidsklachten en dat zij geen gevolg heeft gegeven aan het herhaalde verzoek van de bewindvoerder om informatie over de sollicitatieprocedure bij Connexxion. Zelfs van het daarmee verband houdende assessment, dat slechts vier dagen na de zitting van 1 november 2018 heeft plaatsgevonden, heeft [appellante] de bewindvoerder niet op de hoogte gesteld.
Dat [appellante] in die periode aan de bewindvoerder heeft gemaild druk bezig te zijn om alle gevraagde gegevens aan te leveren (ze zou zelfs onderweg zijn geweest om alles te printen en te scannen), neemt niet weg dat zij die gegevens, zonder daarvoor een afdoende verklaring te hebben, uiteindelijk niet aan de bewindvoerder heeft verstrekt.
Voor zover [appellante] in haar schuldsaneringsregeling wel informatie heeft verstrekt, is die informatie niet altijd volledig of juist gepresenteerd. Dit blijkt in het bijzonder uit het door [appellante] ter zitting toegelichte verloop van haar proefplaatsing bij Spar, dat blijkens de na de zitting ontvangen stukken wezenlijk verschilt van de zienswijze van haar werkcoach.
Verder is van belang dat de bewindvoerder ter zitting in hoger beroep onweersproken heeft gesteld dat [appellante] haar in de afgelopen maand in het geheel niet meer heeft geïnformeerd.
Wat dit laatste betreft, geldt dat indien deze mogelijkheid geboden wordt er tenminste enig vertrouwen aanwezig moet zijn dat bij een verlenging van de regeling de verplichtingen wel naar behoren zullen worden nagekomen. Alleen al gelet op de door [appellante] ter zitting gegeven verklaring dat het haar nog steeds niet duidelijk is wat er in de regeling (met name op het punt van de sollicitatieactiviteiten) van haar verwacht wordt, ontbreekt dit vertrouwen.