ECLI:NL:GHARL:2019:5315

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 juni 2019
Publicatiedatum
25 juni 2019
Zaaknummer
200.259.474
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens niet-nakoming van informatie- en sollicitatieplicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellante. De rechtbank Gelderland had op 10 mei 2019, op verzoek van de bewindvoerder J.M.T. Looman, de schuldsaneringsregeling van de appellante beëindigd omdat zij niet voldeed aan haar informatie- en sollicitatieplicht. De appellante was in eerste aanleg toegelaten tot de schuldsaneringsregeling op 29 september 2016, maar heeft sindsdien herhaaldelijk niet voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit deze regeling.

De appellante heeft in hoger beroep verzocht om het vonnis van de rechtbank te vernietigen en de tussentijdse beëindiging van haar schuldsaneringsregeling af te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 juni 2019 heeft de appellante verklaard dat zij wegens gezondheidsklachten momenteel niet in staat is om fulltime te werken, maar hoopt met lichtere werkzaamheden uiteindelijk meer uren te kunnen maken. Het hof heeft echter vastgesteld dat de appellante niet voldoende heeft gedaan om aan haar verplichtingen te voldoen, ondanks herhaalde waarschuwingen van de bewindvoerder en de rechtbank.

Het hof heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de appellante onvoldoende heeft aangetoond dat zij in staat is om haar verplichtingen na te komen. De appellante heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarmee de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling is bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.259.474
(insolventienummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: C/05/16/787 R)
arrest van 24 juni 2019
in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. H.J. Scholten.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Bij vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 29 september 2016 is ten aanzien van [appellante] de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken.
1.2
Bij vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 10 mei 2019 (hierna: het bestreden vonnis) is de toepassing van de regeling van [appellante] , op verzoek van de bewindvoerder, J.M.T. Looman, tussentijds beëindigd. Het hof verwijst naar dat vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij ter griffie van het hof op 16 mei 2019 ingekomen verzoekschrift is [appellante] in hoger beroep gekomen van het bestreden vonnis. [appellante] verzoekt het hof dat vonnis te vernietigen en, opnieuw recht doende, het verzoek tot tussentijdse beëindiging van haar schuldsaneringsregeling, zonder dat een schone lei wordt verleend, af te wijzen.
2.2
Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, het V6-formulier met bijlage van 22 mei 2019 van mr. Scholten, de brief met bijlagen van 5 juni 2019 van de bewindvoerder en het e-mailbericht van D. van de Vosse, beschermingsbewindvoerder van [appellante] , van 14 juni 2019.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 juni 2019. Hierbij is [appellante] verschenen, bijgestaan door mr. Scholten, die een e-mail van de huidige werkcoach van [appellante] , [persoon 1] van GelreWerkt!, van 17 juni 2019 heeft overgelegd.
Tevens is de bewindvoerder verschenen. De beschermingsbewindvoerder is, met kennisgeving vooraf, niet verschenen.
2.4
Op 18 juni 2019 heeft het hof een e-mailbericht met bijlagen van de bewindvoerder ontvangen en een door mr. Scholten bij e-mailbericht van dezelfde datum doorgestuurde reactie daarop van [appellante] .

3.3. De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
[appellante] , geboren op [geboortedatum] , heeft vier kinderen. Drie van deze kinderen wonen bij haar. [appellante] ontvangt een uitkering ingevolge de Participatiewet.
is vanaf het moment dat zij werd toegelaten tot de schuldsaneringsregeling door de rechter-commissaris ontheven van haar sollicitatieplicht onder de voorwaarde dat indien zij een re-integratietraject vanuit de gemeente krijgt zij daaraan zal moeten meewerken en de bewindvoerder daarvan op de hoogte zal moeten houden.
Op 9 april 2018 heeft bij [appellante] een medisch belastbaarheidsonderzoek door [persoon 2] en [persoon 3] plaatsgevonden. In de door de arbeidsdeskundige op 25 mei 2018 uitgebrachte rapportage wordt als volgt geconcludeerd:
“a. Betrokkene is in staat om werkzaamheden te verrichten binnen de administratieve sector (…) mogelijk in combinatie met een cursus.
b. Daarvoor heeft betrokkene geen aanpassingen nodig. Dit is te realiseren in betaald werk echter startend in onbetaald werk en bij een stabiele situatie kan de overstap naar regulier werk gemaakt worden (…).”Tegen de uitkomsten van het onderzoek heeft [appellante] geen bezwaar gemaakt.
Bij e-mail van 22 juni 2018 heeft de bewindvoerder [appellante] meegedeeld dat zij met onmiddellijke ingang aan de sollicitatieplicht zal moeten voldoen.
3.2
Omdat [appellante] hieraan geen gevolg gaf, heeft de bewindvoerder op 3 oktober 2018 de rechtbank verzocht de schuldsaneringsregeling van [appellante] tussentijds te beëindigen.
Op 1 november 2018 is [appellante] door de rechtbank gehoord. Tijdens die zitting heeft [appellante] verklaard dat zij in december 2018 kan starten met een opleiding tot buschauffeur en dat zij per januari 2019 een (vast) contract van 32 uur per week bij Connexxion kan krijgen.
Blijkens het verkort proces-verbaal van 1 november 2018 is [appellante] tijdens die zitting voorgehouden dat zij de bewindvoerder - gevraagd en ongevraagd - op de hoogte moet houden van alle (financiële) zaken die de schuldsaneringsregeling (kunnen) raken en dat zij met de bewindvoerder moet bespreken op welke wijze invulling moet worden gegeven aan de nakoming van de sollicitatieplicht in verband met haar uitzicht op een betaalde baan. Verder is [appellante] erop gewezen dat zolang zij niet fulltime werkt, de sollicitatieplicht in beginsel voor haar van kracht blijft.
3.3
Op 5 november 2018 heeft [appellante] op verzoek van Connexxion deelgenomen aan een assessment. Uit de onderzoeksresultaten is gebleken dat zij niet geschikt is bevonden voor de functie van buschauffeur.
3.4 De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling van [appellante] tussentijds beëindigd, omdat [appellante] niet heeft voldaan aan de uit die regeling voortvloeiende verplichtingen.
Kort samengevat heeft de rechtbank aan deze beslissing ten grondslag gelegd het niet voorafgaand informeren van de bewindvoerder over de intentie om een onbetaalde proefplaatsing aan te gaan, het niet voldoen aan de sollicitatieplicht en het niet geven van informatie over het traject bij Connexxion. Bij haar oordeel heeft de rechtbank verder betrokken dat [appellante] zonder voorafgaande kennisgeving niet op de zitting van 18 april 2019 is verschenen en al meerdere keren (zowel door de bewindvoerder als door de rechter op de zitting) was gewaarschuwd met betrekking tot de (nakoming van de) informatie- en sollicitatieplicht en dat zij in reactie hierop uitdrukkelijk beterschap had beloofd.
3.5
[appellante] is op 30 mei 2019 gestart met een proefplaatsing van acht weken bij de Sparvestiging in [plaats 1] . Na deze plaatsing moest duidelijk zijn op welke manier [appellante] het beste belastbaar is. Aansluitend op de proefplaatsing zou [appellante] de garantie hebben op een fulltime (36 uur per week) betaalde baan bij de in juni 2018 te openen Sparvestiging in [plaats 2] .
Ter zitting in hoger beroep heeft [appellante] verklaard dat zij wegens toegenomen COPD-klachten momenteel niet langer dan 20 uur per week kan werken. Zij hoopt met (lichtere) werkzaamheden uiteindelijk wel het maximale aantal uren (32 per week) werkzaam te zijn.
3.6
Het hof verenigt zich met de overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne. In het beroepschrift en ter zitting in hoger beroep zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
Ook in hoger beroep is voldoende komen vast te staan dat [appellante] de uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatie- en sollicitatieplicht niet naar behoren is nagekomen. Hieraan voegt het hof nog het volgende toe.
3.7
Hoewel verwacht had mogen worden dat de zitting bij de rechtbank op 1 november 2018 voor [appellante] een ‘wake up call’ zou zijn geweest, is er sindsdien in de nakoming van de informatieplicht door haar geen verbetering opgetreden.
Zo blijkt onder meer uit het 6e vervolgverslag van de bewindvoerder (19 maart 2019) dat [appellante] de bewindvoerder geen informatie heeft verschaft over haar na de zitting van
1 november 2018 opgekomen (verergering van haar) gezondheidsklachten en dat zij geen gevolg heeft gegeven aan het herhaalde verzoek van de bewindvoerder om informatie over de sollicitatieprocedure bij Connexxion. Zelfs van het daarmee verband houdende assessment, dat slechts vier dagen na de zitting van 1 november 2018 heeft plaatsgevonden, heeft [appellante] de bewindvoerder niet op de hoogte gesteld.
Dat [appellante] in die periode aan de bewindvoerder heeft gemaild druk bezig te zijn om alle gevraagde gegevens aan te leveren (ze zou zelfs onderweg zijn geweest om alles te printen en te scannen), neemt niet weg dat zij die gegevens, zonder daarvoor een afdoende verklaring te hebben, uiteindelijk niet aan de bewindvoerder heeft verstrekt.
Voor zover [appellante] in haar schuldsaneringsregeling wel informatie heeft verstrekt, is die informatie niet altijd volledig of juist gepresenteerd. Dit blijkt in het bijzonder uit het door [appellante] ter zitting toegelichte verloop van haar proefplaatsing bij Spar, dat blijkens de na de zitting ontvangen stukken wezenlijk verschilt van de zienswijze van haar werkcoach.
Verder is van belang dat de bewindvoerder ter zitting in hoger beroep onweersproken heeft gesteld dat [appellante] haar in de afgelopen maand in het geheel niet meer heeft geïnformeerd.
3.8
Ten aanzien van de sollicitatieplicht geldt dat [appellante] in elk geval vanaf 22 juni 2018 conform de geldende regels had moeten solliciteren naar betaald werk. Zij heeft zich echter niet voldoende ingespannen om een fulltime baan te verwerven (door vier keer per maand op de voorgeschreven wijze te solliciteren), terwijl zij geen (verdere) ontheffing van deze verplichting heeft gevraagd of gekregen.
3.9
Hoewel de door [appellante] gestelde persoonlijke omstandigheden (haar chronische longklachten, de enkelproblematiek van haar dochter en de ongeveer een half jaar durende dreiging van een ondertoezichtstelling) invloed zullen hebben gehad op de wijze waarop zij is omgegaan met haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, neemt dat niet weg dat [appellante] zelf verantwoordelijk is de haar bij herhaling voorgehouden verplichtingen correct en tijdig na te komen. Indien zij hieraan om welke reden niet kan voldoen, ligt het op haar weg daarvoor (op tijd) de benodigde hulp van de beschermingsbewindvoerder, haar werkcoach of anderen in te roepen.
3.1
Gelet op de informatie en verzoeken die [appellante] bij aanvang van haar schuldsaneringsregeling en nadien van de bewindvoerder heeft ontvangen, was zij voldoende gewaarschuwd en had zij, zeker na de zitting bij de rechtbank op 1 november 2018, alles op alles moeten zetten om haar regeling verder naar behoren te laten verlopen. Dat heeft zij niet, althans onvoldoende, gedaan.
3.11
Gelet op de wijze waarop [appellante] gedurende haar schuldsaneringsregeling met haar verplichtingen is omgegaan, kan deze regeling niet voortduren en evenmin worden verlengd, zoals [appellante] ter zitting in hoger beroep heeft verzocht.
Wat dit laatste betreft, geldt dat indien deze mogelijkheid geboden wordt er tenminste enig vertrouwen aanwezig moet zijn dat bij een verlenging van de regeling de verplichtingen wel naar behoren zullen worden nagekomen. Alleen al gelet op de door [appellante] ter zitting gegeven verklaring dat het haar nog steeds niet duidelijk is wat er in de regeling (met name op het punt van de sollicitatieactiviteiten) van haar verwacht wordt, ontbreekt dit vertrouwen.
3.12
Het hoger beroep faalt. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 10 mei 2019.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.J. de Kerpel-van de Poel, D.M.I. de Waele en A.S. Gratama, en is op 24 juni 2019 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.