In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 mei 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een aanslag schenkbelasting die de Inspecteur op 14 maart 2017 aan belanghebbende heeft opgelegd, naar aanleiding van een schenking van € 5.000 door de [A] Stichting in 2014. De Stichting had de status van algemeen nut beogende instelling (ANBI), maar deze status was eind 2013 ingetrokken omdat de Stichting niet voldeed aan de verplichtingen van de AWR. Belanghebbende betwist de aanslag en stelt dat er geen sprake is van een schenking, omdat zij geen schulden kon aangaan, en dat de belastingheffing onredelijk is. Het Hof oordeelt dat het betoog van belanghebbende niet kan worden gevolgd, aangezien het aangaan van een schuld niet vereist is voor een schenking. Het Hof bevestigt dat de wetgever een ruime beoordelingsmarge heeft bij belastingwetgeving en dat er geen sprake is van een individuele en buitensporige last voor belanghebbende. Het beroep op vrijstelling faalt omdat belanghebbende niet in haar bewijslast is geslaagd. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.